Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/291

Deze pagina is proefgelezen

hierna een kwaad hart heeft toegedragen; iets wat zij hem reeds vooruit had vergolden, en dat Paulus Buis strenger dan ooit werd bewaakt op den Hazenberg, werwaarts hij voorlang was overgebracht, zonder dat de Graaf, die zeker de geldigste bewijzen zijner schuld miste, een openlijk rechtsgeding ondernam. Niet voor November van dat jaar, toen lichaamsongesteldheid voor den raadsheer het verblijf in dien kerker ondienstig maakte, werd hem onder een zeer aanzienlijken borgtocht eene woning aangewezen, die hem meerder vrijheid van beweging liet. De Plompe toren werd zijne gevangenis, en de schout Gerrit van der Munt zijn kerkermeester.

En waar die strengheid aanhield, vond ook de haat des Graven weer voedsel in nieuwe onvoorzichtigheden van Buis. Op een der eerste dagen zijner inhechtenisneming begon hij een gesprek met zijne bewakers, door dezen overgebracht, en door Prouninck in ’t Fransch voor Leycester overgezet, waarbij hij zich heftig stelde tegen het voorstel der souvereiniteit, uitgaande uit Utrecht. Prouninck vooral schijnt een zeer werkzaam deel genomen te hebben in alles, wat er tegen Buis werd gedreven, en dat was te meer buiten recht, daar hij in die oogenblikken geen deel had aan de regeering.

Met Buis en zijne zaak hebben wij nu afgedaan, schoon wij voor Leycester wenschten, dat de haat, die daardoor op hem viel, ook alzoo ware af te doen; schoon het wel het eenigste voorbeeld is van wraakneming over persoonlijke grieven, dat er van hem is aan te wijzen in dit tijdperk. Ter opheldering van des Burggraafs onrust moeten wij dit zeggen:

Bij het eerste onderzoek der papieren was hem Martina’s biljet in de hand gevallen; die ontdekking had hem getroffen; want hij had Martina geacht, ondanks de loszinnigheid, waarmede hij haar uit baatzucht aan verzoeking blootstelde. Hij meende zich nu gestraft, en hij voelde, dat hij zelf haar verderf had bewerkt en het zijne, maar ook, dat hij niet meer het recht had, haar een verwijt te doen. Zoo nam hij vóór, tegen haar te zwijgen; maar dit geschrift roofde hem zijne eer; hij moest zich daarvan meester maken; daarom was hij, zonder Casembrood en buiten weten van Aty, later heengegaan, had den zwarten zak genomen, om er de getuigenis zijner vrouws schande uit te lichten; — toen hij: tot zijn schrik, de koffers alreede ontzegeld vond en eenige pa-