Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/296

Deze pagina is proefgelezen

Doorluchtige heer! en daardoor is men tegelijk onderricht geworden, dat hij houdt connectie met zekere vrouwe Anna, die allerlei tijdingen uit het leger en van den vijand vele dagen weet, vóórdat ze bekend zijn, en tegen welke men niet heeft durven procedeeren, wezende zij gehuisvest in den Duitschen Huize.

»Al wel! ik wete, op welke vrouwe gij doelt,” hernam Leycester, »en zal daar zelve in voorzien.”

Reingoud had intusschen gelezen met kennelijke verrassing, en sprak tot Leycester:

»Mylord Graaf! het zijn enkel familie-zaken. Het belangt eene erfenis en een hijlik voor den heere doctor; doch mij dunkt, het zoude niet discreet zijn, daarvan gansche verklaring te doen, ten overstaan van alle deze getuigen.”

»En te eerder kunnen wij dit onzen jongen vriend sparen, sinds wij hierin gansch niet den weg zijn gegaan van een rechterlijk verhoor, en alle vormen zijn verachteloosd, met dat overijlig vonnis der uitzetting, daarvan wij den jongen doctor mits dezen ganschelijk gratie geven. En nu, achtbare Leoninus! daar we eenmaal zijn aan ’t afdoen van huiselijke zaken, is uw zoon Elias hier en de bruigom?”

»Mylord! Graaf! hij is te Amersfoort met zijne kompagnie: en wat zijn hijlik aangaat, dat zal zeker afhangen van zijne aanstaande.”

»Ik meende doch, dat onze bevelen op dit punt klaar en ernstig waren!' sprak de Graaf. »Voor zijne komst hier te Utrecht zal ik zorgen, en wat het andere aangaat, heer Reingoud! is uwe kleindochter nu voorbereid en gezind tot het huwelijk?”

»Mylord! mijn doorluchtige heer! haar verloofde heeft het haar nog niet gevraagd.”

»Zoo zal zich een derde met die vraag moeten belasten. Ik zie wel, dat geen van u beiden groote haast heeft, om ons daarin te verplichten!” zei Leycester met wat scherpheid. »En hoe is het nu met het geloof?”

»Mylord! Dien zij zich tot herder en zielzorger verkoren heeft, staat voor u!” sprak Reingoud behendig die vraag overbrengende op Gideon.

Gideon begreep, en rustig trad hij iets voorwaarts.

»Wel dan, mijn vrome doctor! hebt gij de eere van die bekeering? Is zij nu Gereformeerd?”