Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/297

Deze pagina is proefgelezen

»Zij is niet meer Roomsch, Doorluchtige heer!”

»Nu, bij God! dat is te denken; maar ik vrage, of ze nu belijdenis heeft gedaan van de ware religie, of gereed staat dat te doen?”

»Neen, Mylord! daarvan is nog niets, en ik heb geene opinie, dat ze daartoe ooit zal komen.”

»Nu, bij den Hemel! dat pleit niet bijster voor uwe abelheid, heer doctor! In zooveel tijds die simpele bekeering nog niet daargesteld, en bij zooveel goede dispositie, als er gezegd werd, dat de jonge dochter alreede in meester Taco’s huis heeft betoond!”

»De heer doctor schijnt meer bekwaam te zijn, in ’t vernuftig ontwijken bij zijne predikatiën, van sommige poincten, die hem tegen zijn, dan in ’t winnen van verdoolde schapen voor de kudde van den goeden Herder!” sprak Modet.

Gideon zag Modet even aan, en antwoordde niets.

»Broeder!” zeide Helmichius tot Modet. »Met oorlof van Mylord den Graaf moet ik u zeggen, dat deze aantijging is meer subtiel en dubbelzinnig, dan wel eerlijk en Christelijk. Daar valt op de leere en predikatie van den jongen doctor nietwes aan te merken, dat zoo strenge bemerking verdient voor het gehoor van onzen Genadigen heere, alhoewel hij met sommigen van opinie verschilt, belangende het behandelen van wereldsche zaken op den kansel; schoon het mij in trouwe bevreemt, broeder! dat de jonkvrouw aan de hope, die men had, onder uwe leiding nog niet heeft beantwoord.”

»Broeder!” sprak Gideon. »Sterke indrukken zijn nog geenszins vaste gronden. Men moet zorgzaam zijn met dit niet te verwarren, en waar ik de eersten zag, hield ik het nog voor noodig, ernstig en bedachtzaam op de laatsten toe te zien, en te eerder, daar ik mij overtuigd hield, dat er bijoorzaken op die richting van haar geest hebben gewerkt, daarvan ik mij geene vrijheid vond, gebruik te maken, om haar voor de bijzondere leerstukken onzer Kerke te winnen, die mij toeschenen, oorspronkelijk te strijden met hare opinie, en alzoo een strik te werpen om haar hals tegen het voorbeeld Pauli!”

»Maar met die nauwgezette omzichtigheid zijt gij dus niet met al gevorderd!” sprak Leycester. »Daar doet ge noch hare ziele, noch der Kerke winst mede.”