Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/298

Deze pagina is proefgelezen

»Wat het laatste betreft, Mylord! ik heb nooit geoordeeld, dat de Kerke gevorderd wordt door het aanbrengen van leden in haar schoot, die niet uit zuivere en vaste overtuiging één zijn met alle hare leerstukken; sinds het niet de vrage kan wezen, van wat namen meer op het register harer ledematen, maar van vele levende lidmaten, die geacht kunnen worden, te zijn opgeschreven in het boek des Lams! En wat hare ziele betreft, Mylord Graaf! niet door mij, maar door inwerking des Heeren in haar harte, — schoon ik het voorrecht had, daartoe het middel te zijn, — is zij gansch gereinigd van bijgeloovige en onchristelijke opvattingen, uit eene vroegere kerkgemeenschap overgehouden, en zij is nu Christi eigen, hebbende Dien aangenomen voor haren Verlosser en Heer, en Dien volgende, naar de eischen der zuivere Evangelische voorschriften, zich gansch en éénig houdende aan Gods woord en voor onwaarde erkennende, wat daartegen strijdt, of wat uit de menschen is; en zij leeft in dat geloof en naar dat geloof, als eene ziele, die de wereld is afgestorven, en die zich, naar den heiligsten zin en zonder bijgeloof, Gode heeft gewijd!”

»En met dat al is ze nauwelijks iets meer dan eene afgevallene pausgezinde!” viel Modet in.

En Leycester sprak:

»Ik acht uwe redenen niet kwalijk, heer doctor! en toch ware het goed, zoo ze zich tot onze religie konde voegen. En van u doet het mij wonder, heer Reingoud! die een zoo gezet en rechtgeloovig Christen zijt, dat gij u daaromtrent niet meerder laat gelegen liggen.”

Reingoud verbleekte.

»Mylord Graaf! mijn zwak voor mijn kind is groot, — is een zwak, als ik bekenne, — en ik, niet den moed hebbende, haar tot ietwes te dwingen, heb zulks gansch en geheel aan den leeraar overgelaten, aan welken zij zich uit verkiezing betrouwd heeft, en van wien ik in trouwe had verwacht, dat hij reeds verder ware gevorderd.”

»Mij dacht, ik had bewezen, dat zij zeer verre gevorderd was, heere Reingoud! Ik mag het zeggen met prijze en dankzegging aan God; doch eer ze zou kunnen lidmate zijn van onze Gereformeerde Kerke, zoude zij uit volle, vrije instemminge des harten, zonder inwerkinge van anderer opinie, alle punten van onze