Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/306

Deze pagina is proefgelezen

maar ook met zijn hoofd had medegewerkt; in één woord, de Graaf vergat niet ieder te geven, wat hem toekwam, en allen bewees hij eenige hoffelijke opmerkzaamheid, om allen te vereenigen in gehechtheid aan zijn persoon; — eene éénheid, die noodig was. waar men te velde zou trekken. — Tot zijn bitteren spijt stuitte hij op Hohenlo, en nu niet meer om de zaak van Buis, die de wispelturige heer reeds scheen vergeten te hebben, maar uit verbittering, om een twist, die er ontstaan was tusschen hem zelven en den jongen Edward Norrits, broeder van den veldheer. Leycester’s verdriet en verlegenheid over deze zaak is zóó kennelijk, — zijne pogingen, om haar bij te leggen, waren zóó eerlijk, dat het tot medelijden wekt, waar men ziet, dat ze ijdel bleven. Hohenlo bracht hem zijn brevet als luitenant-generaal terug, en schoon dat later weer wat werd gemiddeld, de dwarsdrijverijen van den oudsten Norrits, de verwarring en de ontevredenheid, die deze wist te stichten in ’t leger, en de voortgaande opwinding der Engelsche en Nederlandsche heeren tegen elkander, waar ze zich partij stelden voor de twistenden, maakten het den Graaf dus bang, dat hij nauwelijks met zulke oversten en met zulk een leger zijn krijgsplan durfde doorzetten; dat toch geschieden moest, zou niet de eene stad na de andere zoetelijk aan den vijand overgaan. Zij hadden elkander uitgedaagd. Leycester verbood Edward Norrits het duel; — deed Hohenlo bidden, zich tot verzoenlijkheid te neigen; en aan het eind zijner bemoeiingen schenen ze hun strijd te hebben opgegeven. Maar de gedempte haat was blijven smeulen in hunne ziel, en zou kunnen opleven in een gevaarlijk oogenblik, en de Graaf wist het, dat hij hen beiden gebruiken moest met de uiterste omzichtigheid. Toch had hij nu den dag van zijn vertrek uit Utrecht kunnen bepalen; maar vooraf wilde hij nog een ernstig woord van inlichting hebben over de laatste handelingen van Holland. Hij wilde weten, waarom men daar beschermde, wie hij mistrouwde; hij wilde in ’t eind verklaring hebben van de houding, die Holland aannam tegen den Gouverneur-Generaal, en het was van den Advocaat, dat hij die inlichting verlangde en die rekenschap wilde vragen. Hij ontbood Barneveld bij zich te Utrecht, en hetzij Reingoud’s invloed hier werkte of niet, de Graaf handelde recht; de Graaf handelde wijs; de Graaf handelde hier openlijk en de Kanselier stemde met dit opontbod in… Slechts in zijn hoofd