Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/313

Deze pagina is proefgelezen

»Mag ik nu gaan, meester Jacques?” vroeg Barbara; want het harte werd haar beklemd.

»Gij moogt. Samuël zal dezen koffer te nacht aan uw logies vervorderen, en daarnevens geld en geleibrieven voor de reize. Vervoeg u op ’t Duitsche Huis aan doctor Julio, die mijne bevelen heeft voor een priester. De gevangenbewaarders van Pointz zijn u wachtende.”

»Kan ik juffer Jacoba vaarwel zeggen?”

»Beter is ’t van niet; zij zou vragen doen, die gij niet mocht beantwoorden. En nu ga! Zoo ge ijverig zijt en volgzaam, hebt ge goede kans.”

Barbara zuchtte.

»Ja! Maar ik weet niet, welk een heilige ik zal aanroepen, bij zoo scabieuse commissie, waar ik dien, onder zulke vanen!” dacht zij in ’t heengaan.

»En nu, meester Barneveld! Dit vrouwken en hare pakkaadje in Zuid-Holland, in ’s Hage, en gij hier in Utrecht, bij Mylord, bij mij!” sprak Reingoud den volgenden dag, over die zending nadenkende. En hij vervolgde glimlachend. »Alle schikkingen zijn gemaakt, dus gemaakt, mijn goede heer Advocaat! dat ge wel moeite zult hebben, u daaruit los te pleiten, al waart ge nog betere voorspraak voor u zelven, dan voor Holland. Hoe ge verheugd zoudt wezen, zoo ge mij in zulken drang hadt kunnen beknellen! Voorzeker had ik uw kwaadaardig boekje tegen mij niet noodig, om te peilen, hoe ge mij haat! Aan hetgeen de Utrechtsche drukpers u brengt, kunt gij zien, dat gij met gelijke munt wordt betaald, en dat in ’t eind de gespagnoliseerde Brabander het een verhollandschten Utrechtsman in slimme gauwigheid afwint. Alleen zoo hij eens niet kwam!…” Reingoud’s blik werd donker. »Hij zal toch in ’t eind de stoutheid niet hebben, den Gouverneur-Generaal, — hetzij hij hem absoluut erkent, of niet, — ongehoorzaam te zijn, waar het eene wettelijke oproeping geldt; — neen! neen! geen onrust daarover, evenmin als over…” hij glimlachte en verbleekte tegelijk. »’t Is toch vreemd in mijn aard, dat ik mij niet ganschelijk over alle dingen heen kan zetten. Terwijl ik Barbara verschrikte, deed ik mij zelf pijn. Daar is toch eene macht, die somwijlen inwerkt