Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/317

Deze pagina is proefgelezen

voor het minst inlichting te geven, of zelve die van den Graaf te vragen, anders dan bij geschrifte, over zaken, die hen tegen waren. De Graaf waagde zich wel te ’s Hage, na het vroeger gebeurde te Amsterdam. Waarom had Barneveld niet den moed, zich te Utrecht te wagen?

»Nu!” sprak Kiligrew lachend. »’t Is bijkans eene consciëntie-vrage; ik zal niet op antwoord dringen; ter andere zijde zijn er tijdingen uit Engeland gekomen en vroolijke. De nieuwe ambassadeur Wilkes is afgezonden; hij komt "to deal plainly" met den Graaf en met de Staten; en Mylord verwacht van zijne tusschenkomst veel.”

»Zoo ’t maar niet eene verrassing zij, als met Heneadje!”

»Neen! De Graaf heeft de beste verzekeringen op dit punt van Lord Burleigh en master Walsingham beiden. Wilkes heeft belangrijke mondelinge mededeelingen van de Koningin aan Zijne Excellentie, en wichtige schriftelijke instructiën, en een ernstigen last tegenover de Staten. Daar ik hem persoonlijk ken, heb ik zekerheid, dat hij niet zal gebruikt worden tot eenige twijfelachtige handeling. En dat is ook zeer wenschelijk; want er gaan hier praktijken om, die wel dienen in ’t heldere gesteld te worden.”

»’t Is een voordeel, dat de Graaf besloten heeft te velde te trekken!” sprak Reingoud, dit onderwerp afbrekende. »Dat zal Zijne Excellentie afleiding geven.”

»Mylord heeft ook verklaard, reeds morgen af te trekken. De Graaf zegt: "Als er niet haastelijk in voorzien wordt, zal de eene stad de andere volgen; en het minste verlies, dat den vijand eene kleine schade zou strekken, is ons van het grootste nadeel in deze oogenblikken."

»De Graaf ziet de meeste zaken zoo goed! Kon hij het slechts uitvoeren, als hij het ziet!”

»Mylord heeft Juliaan Cleerhage tot bevelhebber van Gorkum gesteld; in eene Zuid-Hollandsche stad achtte Zijne Excellentie wat voorzorge noodig. Er zijn daar zoovele malcontenten. Ook heeft Mylord aan de predikanten geschreven, zijne zaak daar wat ernstelijk voor te staan bij de gemeente.”

»Eilieve! Ik wenschte doch, dat Mylord ietwat meer wantrouwend ware, als ’t die ministers geldt. Mengen zij zich in politiek te zijnen voordeele, dan belet niets, dat ze ook te winnen zijn