Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/325

Deze pagina is proefgelezen

dit land, daar bekrompenheid en vooroordeel zooveel zijn heerschende, juist een man als deze, die genoeg begrip heeft van godsdienstig gevoel, om eens anders vromen zin te begrijpen, en toch genoeg onbevooroordeeldheid, om niet juist iedere geheugenis van de oude vormen papisterij en afgoderij te noemen, en te vergen, dat gij de eischen onzer Gereformeerde Kerk, omtrent het uiterlijke, zoo in eens, in alle hare strengheid zoudt voldoen. En gij weet, daar zijn zwaardere punten dan deze uiterlijkheden, daarover uw hart en uwe overtuiging nog niet zijn heengekomen; — ik zeg niet om Christi eigendom, maar om eene Gereformeerde Christin te zijn, zooals de ordre in onze Kerke dit zou eischen, en dus…”

»Neen!” hernam zij ernstig. »Ik ben niet uit Rome gegaan, om tot een nieuw Rome in te keeren. Sinds daar geene Kerke of geen opperbisschop meer voor mij is, die zaligmaakt of vrijspreekt, wil ik ook geene wettische voorschriften, dan die ik leze in ’t Evangelie, of…,” voegde zij er langzaam achter, »gij moest mij voor waar zeggen, dat dit eene werkelijke conditie was der zaligheid.”

— »Ik kan niets zeggen, dan dat het aansluiten aan de Kerk nut en noodig is, en vele troostrijke genademiddelen als gevolg met zich brengt.”

»Daarvan ik toch geniete, vrij zijnde…”

»Tot het Heilig Avondmaal kunt gij niet toetreden…”

»Ik viere dagelijks Avondmaal in mijn harte, smakende in den geest het lichaam Christi uit de zoete vrucht van Zijn woord, en de Calvinisten hebben dat sacrament gebracht tot eene beduidenis, daarmede ik niet kan instemmen, en daarbij ik niet zou kunnen aanzitten met stichting.”

Gideon schudde zachtkens het hoofd.

»Ik heb doch altijd getracht, u te doen inzien, dat dit de ware beteekenis moet zijn van Christi instelling, daarvan geen mensch iets mag af- of toedoen; maar juist, omdat ge alzulke ongemeene gevoelens zult blijven aankleven, en daarvoor vrijigheid van consciëntie u noodig is, past u Elias le Lion tot echtgenoot.”

»Maar ik begeer geen echtgenoot in ’t geheel.”

»Jacoba! Jacoba! Elias heeft u den sluier ontwend en ik heb u, door Gods genade, mogen terugbrengen van zulke do-