Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/331

Deze pagina is proefgelezen

hem voor bruidegom, twee dagen lang, slechts twee dagen! Ik smeek het u, in den naam van alles, wat u lief is en heilig, Jacoba! Ik smeeke het! Uw grootvader, die zijn leven en zijne eere voor u stellen wil, smeekt dit van u! Slechts twee dagen, dan is de Graaf niet meer hier, noch de Kanselier, noch iemand, die mij tegen kan zijn. Dan zal ik Barneveld verwonnen hebben, en ik zal meester wezen hier en in Holland, en gij zult vrij zijn, en gij zult gelukkig wezen, al moest het mij… eene misdaad kosten…”

»Ik begrijp niet, wat gij meent, grootvader! maar aan de wijze, waarop gij spreekt, aan dat angstzweet op uw voorhoofd, aan de klamme koude van uwe hand, voele ik, dat ik u gehoorzamen moet.” En opstaande, nam zij zijn arm en vervolgde: »Ik ga Leoninus te gemoet.”

»Wacht hem hier op!”

»Neen! niet hier, niet op de plek, daar ik de Hemelsche blijdschap heb gesmaakt, daarvan hij mij komt berooven.”



XII.
BARNEVELD EN REINGOUD.


En onderwijl was Barbara Boots naar ’s Hage vertrokken, en was Barneveld er gebleven! Twee incidenten, die Reingoud in zijn roekeloozen trots en bij zijn toegeven aan nieuwe indrukken, vergeten had samen te voegen en samen te wegen, toen hij zoo trotsch zeide:

»Op zoodanigen tijd zal ik meester zijn! Op zoodanigen tijd zal ik Barneveld overwonnen hebben.”

Maar Barneveld was niet de man, die zoo in twee dagen kon overwonnen worden, ik zeg niet, door hetgeen hem te Utrecht had kunnen gebeuren, zoo Leycester’s toorn daar had samengespannen met Reingoud’s list; maar waar hij nu was, in het hart van zijn geliefd Holland, de provincie zijner uitverkiezing, al was het dan niet die zijner geboorte. Barneveld was niet te verwinnen in twee dagen, achter zulk een goed bolwerk, als hij zat te ’s Hage, en met zulke goede wapenen, als hij daar had om en bij zich, en allerminst door zulk een vijand. Hij was ook niet de man, om stil te zitten, waar hij