Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/34

Deze pagina is proefgelezen

die gelooven en belijden, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, de Zaligmaker van zondaren; die met boete en ootmoed daartoe naderen, en in broederlijke liefde willen aanzitten. Slechts geloof in de waarheden van ’t Oud en Nieuw Testament, ziedaar alles, wat er noodig is! Liefde tot den Heer en den naasten en vernieuwing des levens; ziedaar alles, waartoe het verbindt. Ik vrage u, mejuffer! welke Christen of welke Christin zou zich daar niet kunnen nederzetten en met dankzegging den dood verkondigen van den éénigen Heer der Kerke?”

»Kan het wezen?” vroeg Jacoba langzaam en nadenkend. »Ik meende, dat de Protestanten onderling op ieder punt der leere verdeeld waren en twistten, de eenheid en vastheid hunner Kerk braken, en zich naar ieder verschillend stelsel of den uitdenker daarvan noemden, en dan niet nalieten, elkander onderling te vervolgen en te verketteren. ’t Was mij altijd het grootste bewijs van de onvastigheid en onhoudbaarheid hunner leere.”

»’t Is ook, leider! slechts eene afdeeling van de Protestantsche Kerk, — en ik bekenne, in deze bange tijden zal zij moeite hebben, zich staande te houden; haar vooruitzicht ligt in betere tijden.”

»Hoe noemt gij die Protestanten?”

»Zij worden meest genoemd naar hun eersten prediker, die Duifhuis was, of naar hunne kerk, die van St. Jacob. Hunne leeraren heeten predikanten van ’t Oud en Nieuw Testament. Uw gastheer is een van hen.”

»Dat maakt wel dien man zoo verdragelijk, als men hem roemt?”

»Anderen zijn het niet voor hem, men verkettert hem vreeselijk. De Calvinistische predikanten stellen zich machtig tegen zijne leer, — en hoe dit einden zal, weet nog geen mensch, — schoon heel Utrecht er mee vervuld is. Reeds hebben zij eene samenspreking gehad voor Mylord Leycester en den magistraat, om wederzijds hunne zaak te bepleiten.”

»De zaak van God en van de Kerk voor een magistraat,” glimlachte Jacoba.

»Wat gij eene goede volgelinge der consistorialen zoudt zijn, die dat alles alleen willen beslechten; maar ziehier tusschen ons theologie genoeg! maak gebruik van mijne mededeelingen, zoo ge best kunt; gij zult mij daarna van uw wil bericht doen. Ik