Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/343

Deze pagina is proefgelezen

»En gij verzwijgt mij dit, gij allen, twee, drie dagen lang?”

»Zij was door eene gelofte gebonden!” zegt Gideon. »Ik had niet het recht, eens anders geheim uit te brengen…”

»En ik hoopte, dat mijn kind zich nog ten laatste zoude heenzetten over dien tegenzin!” sprak Reingoud, meer voorzichtig dan oprecht.

»Tegenzin? Met uw welnemen, Heer Reingoud! Dat woord klinkt wat schor! Dat Jacoba nog geene heftige passie voor mij had, heb ik wel geweten; maar ik geloof niet, dat Elias le Lion de jonkman is, om juist tegenzin op te wekken bij eene zoetzedige juffer! Gij oordeelt hier licht wat gauw, en neemt mij tot bruidegom aan voor haar, of verwerpt mij, naar de eischen van uwe politiek! In het ééne geval, of in ’t andere, is er door u dwang gebruikt. Wie zegt mij, dat dit schreien niet is, om het laatste? Ik wil met jonkvrouw Jacoba op dit punt eene verklaring treffen, en zal daarna doen, wat mij oorbaarlijk dunkt.” En hij wierp zich op een stoel, en zijne heftige gemoedsbeweging verried zich uit alle zijne gelaatstrekken.

Niemand scheen moed te hebben, hem te antwoorden; een beklemd zwijgen bleef er heerschen. Daar hoorde men op eens eene schorre stem:

»Zoo heer Reingoud dáár is, moet ik er binnen!” en Douglas stortte de kamer in.

Douglas, dus vermetel en ondernemend; Douglas, wien, door Jacoba’s wil, als door Leycester’s, het wederzien was verboden, en die, zoo eerbiedig als schuchter, dat wreede bevel had gehoorzaamd. Douglas kwam haar eigen vertrek binnen, bijna met de driestheid van een overweldiger, voor het minst met de heftigheid en van. Hij groette niemand; hij scheen ook niemand op te merken, en alleen stootte hij uit tot Reingoud:

»Sinds de laatste twaalf uren ben ik doorgereisd zonder verpoozen.”

»Men ziet het u aan,” hernam deze, hem naar een stoel leidende; »doch waartoe die haast?”

»En te laat! Toch te laat! Mylord is niet meer te Utrecht.”

»Niet meer sinds vóórgisteren; doch wat is er gebeurd?”

»Gods toorn is op ons, en zijne oordeelen zijn vreeselijk!” hernam Douglas.

»Dat ’s een schrikwekkend woord; doch met oorlof, het is meer dreigend, dan klaar. Wat is er gebeurd?”