Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/349

Deze pagina is proefgelezen

worden na dat uur, zoo waarachtig dreigt u een perikel, dat Hemelsche of aardsche macht niet van u zal kunnen weren, dan door haaste!”

»Zoo willen wij nog wat toeven, en zien, wat de onderaardsche daarin doen kan!” spotte Reingoud; »want ons feest is te lustig; en tot hiertoe zie ik nog geene verstandige reden, om uw raad te volgen.”

»Was mijne waarschuwing zotheid, toen ik u van Mylord’s toestand tot Amsteldam onderrichtte? Heb ik, sinds den tijd, dat ik hier in ’t land ben, iets verzuimd, dat tot uw voordeel of eere kon strekken?”

»Ei, signor Julio! Ik mistrouw uw ijver niet, alleen laat ik weten…”

»Sinds gij dit voor mij verkregen hebt van Mylord, dat ik mij onthouden mocht in ’t kleine hangkamerken, naast de vergaderzaal van den Staatsraad, leve ik dáár, als eene bij in den korf, werkende en verzamelende altijd tot uw en Mylord’s dienst, en zoo heb ik dit vernomen, — maledetto! eerst zoo laat, maar ze zijn niet eer samen vergaderd; — dat er afgezondenen zijn aangekomen dezen morgen tot Utrecht, vanwege de Hollandsche rebellen.”

Daar Julio’s wijze van vertellen, noch de kortste noch de duidelijkste is, zullen wij alleen dit zeggen: De Hollandsche heeren waren afgezonden van de Staten — synoniem altijd met Barneveld — zoo ze zeiden, in hope den Graaf nog te vinden, en om excuse te doen, wegens het niet overbrengen van Steven Paret; en te adverteeren, dat zijne papieren de gewichtigste beschuldigingen inhielden, tegen Paret niet alleen, maar ook tegen Reingoud; dat ze de heeren Staatsraden, zoovelen er nog te Utrecht waren, na die mededeeling met klein contentement hadden verlaten, zeggende, dat zij ijlings naar het leger reisden, om Mylord in persoon eenige der papieren te doen inzien.

Dus niet alle papieren? Dus voorzichtig den Gouverneur-Generaal nog gespaard, om den gehaten Minister te zekerder te zien prijsgeven. De heeren waren echter niet terstond weggereisd; maar integendeel hadden zij nog eene conferentie gehad op het Bisschopshof, schoon de Graaf van Nieuwenaar afwezend was, om in Duitschland ruiters aan te werven! De Gravin van Nieuwenaar had daarop mevrouwe Laguillaire ontboden; men had samen