Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/35

Deze pagina is proefgelezen

vergeet de zaak te bepleiten van den goeden master Roger Douglas, de voorname reden van mijne komst.”

»Ik had daarvan iets meer gehoopt voor mij zelve… voor mijne religie,' hervatte zij.

Barbara had zich intusschen achter Leoninus geplaatst.

»Ze wil den rozenkrans terug hebben,” fluisterde zij.

Elias le Lion beet zich de lippen en plotseling viel hem iets in.

»Een onderhoud met Douglas! zoo gij besluiten kost, hem dat te geven, zou u licht meer genoegen! Hij bidt zich oorlof om u te zien, omdat hij u iets wil terugbrengen, en…”

»Wat toch?” vroeg Jacoba.

»Uw rozenkrans.”

»Die in zijne hand!” sprak zij met een blos.

»Op zijne dringende bede heb ik hem dien afgestaan; u niet kennende, had die voor mij kleinere waarde; nu zoude ik niet zoo willig zijn geweest dien te geven, maar zeker, gij moest den armen jongen maar eenmaal aanhooren; doe het te mijnen gevalle…!”

»Maar, mijn heer en goede vriend! als gij wist… ik geloof…”

»Lieve juffer en vriendin! ik weet; maar juist daarom zou ik u aanraden, hem te hooren; ge kunt toch "ja" of "neen" zeggen, en ’t is zake, dat de arme jonge edelman uit de onzekerheid gered wordt; want hij verkeert in een deerlijken toestand. Tot het "ja" zou ik u wel durven raden, want hij is van strikte braafheid, vroom en nauwgezet bovenmate, heeft een gouden hart, schoon zijn hoofd wat opgewonden is en wat dweepachtig, hij is achttien jaar en zal wijzer worden met den tijd. Om uwe veiligheid zou hij half Holland verwoesten, en hij is zoo wel gezien bij uw grootvader, dat het mij niet verwonderen zou, zoo deze u oplegde als een plicht, wat Douglas u zal afvragen als eene gratie. Nu zou ik, eene vrouw zijnde, liever een man gratie bewijzen uit vrije verkiezing, dan mij te zien toegewezen bij de verkiezing van ouders of verwanten. Eene andere zoude ik indachtig maken, dat de goede vriendschap van een jongen edelman, als deze, een naverwant van Mylord Leycester, groote voordeden aanbiedt, en gansch niet te versmaden is in uw toestand; maar nu zeg ik alleen: aanhoor hem voor eene maal, opdat hij uit den benauw-