Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/354

Deze pagina is proefgelezen

lukte het hem; en toen hij den bocht van den heerweg was omgeslagen, zag hij werkelijk in de opstuivende stofwolk, dat hem nog ééne kans bleef, om het zijne tegenpartij in vlugheid af te winnen. Dit nu zeker was hem een rit op leven en dood, sinds hij verloren kon zijn bij Leycester, door hetgeen ze nu tegen hem konden voortbrengen, en in omgekeerde rede van Barneveld’s woord, was het gejaagde hert nu de vervolger van de jagers. Hij begon te winnen; hij kon de gestalten reeds onderscheiden; maar ook begon hij het kamp te naderen; reeds onderscheidde hij de voorste tenten en de kleurige vaantjes, die ze sierden, flikkerden hem tergend in de oogen, als die van den matador den gewonden stier. Hij versnelde nog zijn woesten ren; de Hollandsche heeren daarentegen begonnen stapvoets voort te gaan, licht om hunne waardigheid niet aan verdenking bloot te stellen bij de Engelsche wachten, die zij voorbij moesten: Reingoud dacht aan dezen niet eenmaal. Daar zag een der Hollanders om; Reingoud herkende jonker Frans van Zuylen, een der uitgezette Utrechtenaars; — en de Utrechtenaar herkende Reingoud. De blik, dien zij wisselden, zelfs op dien afstand, is slechts door een beeld weer te geven: twee zwaarden zich spiegelend in elkanders staal. Daarop zetten ook de Hollandsche heeren hunne paarden aan, en die waren beter, dan dat van Reingoud, en ze renden…; en, wat hij gewonnen had, begon hij te verliezen, en wij durven niet zeggen, wat hij niet verwenschte, en hoe hij aan God en aan den Booze beurtelings eischen deed.

In ’t eind wierp zijn onwillig beest hem af, en hij zelf was in duizeling neergetuimeld; in het vallen had hij zich het voorhoofd gewond aan een scherpen kei. De schildwacht, die hem opmerkte, riep hem aan; hij richtte zich niet op, hij was bewusteloos. Daar nadert een Engelsch officier; het was John Norrits, — Norrits, zijn geheime vijand; liever de vijand van ieder, dien hij invloed zag oefenen op Leycester, meer dan hij zelf. — Norrits herkende hem; sprak hem toe; bracht hem tot zich zelf en reikte hem den arm; want nog wankelde hij op zijne voeten. Reingoud’s wilde blik zag om zich, en weder om, of ook nog de vijanden te zien waren. Hij waagde zich zelfs, Norrits naar hen te vragen. Deze hield zich onbewust van hunne komst; toch was hij het geweest, die ze de tente van Kiligrew had binnengeleid, en die wist dat ze nu met dezen en met Leoninus samen waren.