Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/374

Deze pagina is proefgelezen

scherpen blik, hem eigen, die zoo fijn zag, en die toch nooit verried, wat hij gezien had, of wat er in het opmerken bij hem omging. En toch had hij kunnen zien, hoe Ivonnette, sinds haar geheim onderhoud met Gideon, tegenover dezen van houding was veranderd; — hoe ze naar hem opzag, met eene angstige, onrustige teederheid; — en hoe ze zich soms aan hem vastklemde, met eene hartstochtelijkheid, die veel had van ijverzuchtige vreeze, en bewees, dat haar geloof aan zich zelve er hare zekerheid van hem veel moest gezonken zijn. Gideon scheen in goedheid en zachtheid voor haar te willen verdubbelen, en toch had hij oogenblikken van ongeduld, die machtiger schenen, dan de inspanning van zijn wil tot zelfbeheersching. De knaap Gonradus, hetzij hij niet begreep, hoezeer hij hinderende derde was, hetzij hij dit begrijpende, toch de ingeving eener kwelzieke luim wilde volgen, voegde zich telkenmale bij het jeugdige paar, en toen men ten laatste den hof verliet, om de vallende schemering en om den avonddamp, ging hij met hen samen het huis binnen, en sprak tot Gideon:

»Luister, zwager! zoo ge voor ’t zusterkijn een bruidsgeschenk zoekt, dat haar welgevallig mag wezen, zie dan om naar geparfumeerde handschoenen! Ik weet, dat de schoone juffer daar vuriglijk naar verlangt!”

In ’t eerst kon Gideon niets antwoorden; slechts liet hij met wat drift Ivonne’s arm los. In de duisternis zag niemand zijn verbleeken, noch haar donkeren blos; maar toen hare hand sidderend de zijne greep, toen hare stem een bevend 'vergiffenis!” fluisterde; toen vermocht hij over zich, om te zeggen:

»Neen, Conradus! Ik weet van uwe zuster, dat zij niet meer vraagt naar zulke ijdelheid, sinds zij het hart op betere dingen heeft gezet; en nu, mijn beste jonge vriend! Laat ons samen!”

Daar hoorde men Barbara’s stem, die haar gezin uitnoodde, om in de ’sale” te gaan, waar zij schikking had gemaakt, om de verloving met wat ’statelijkheid te doen plaats hebben, alschoon gansch onder huisgenooten.”

»Gij gaat van mij, Gideon? Nu, op dezen stond?” riep Ivonne, en met beide handen greep zij de zijne vast.

»Juist op dezen stond, laat mij! Het is de laatste minuut mijner vrijheid, laat mij die, om na te denken!” En hij ging van haar, en stortte het boekvertrek in; hij hoorde dus niet, hoe de Kanselier tot zijne echtgenoote zeide: