Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/377

Deze pagina is proefgelezen

op haar! — Gideon!” en de Kanselier sloeg den arm om hem. »Ik heb u, den aangenomen zoon mijner keuze, zoo lief, als het eigen geboren kind! Gij vergeet u zelf! Ik moet denken op u.”

»Vader! Vader!” herhaalde de jonge man, en stortte zich aan zijne borst. ’steun toch niet de stem mijner zelfliefde, die alreede zich te luid doet hooren! Gij weet het als ik, het arme kind heeft de toevlucht mijner liefde, de bescherming mijner trouwe noodig!”

»Al ware haar die onmisbaar, ik zal niet toestaan, dat gij die geeft. Zie! Toen gij met Helmichius tot mij kwaamt, en samen mij opening gaaft van hare religie-keuze, en de laatste mij daarna deed inzien, hoe het kind het harte tot u had weergekeerd, en zij zelve het mij beleed, en ten leste gij zelf kwaamt, en opnieuw hare hand vroegt als een gewenscht goed; toen dacht ik uw beider geluk te vestigen, en mijn hart verheugde zich, en ik overzag tot de groote kwestie van het testament. Kon ik denken, dat gij de oprechtheid verzaken zoudt? Staatszaken en afwezendheid verhinderden mij, op u beiden scherp toe te zien. Gij schrijft mij, als gold het werkelijk nu uw zoetsten wensch, om het vaststellen van de gezegde verbinding. Ik geef toe, meenende, dat ik twee gelukkigen maak, en de toekomst mijner dochter eerlijk verzeker. Ik spreek Reingoud; hij leert mij twijfelen.”

»Reingoud is een onbedacht en roekeloos mensch,” viel Gideon in, »die geene redenen heeft voor zulk spreken, die zich moeit met hetgeen hem niet aangaat, en die licht uit eigenbatig inzicht…”

»Dat laatste kan zijn!” hernam de Kanselier; »maar hij ziet zeer goed! Korts, twijfel gevat hebbende, kom ik zelf zien; één dag is mij genoeg om te weten, dat hij gelijk heeft. Eén dag zeg ik; één uur, één enkel samenzijn met u beiden, zou mij overtuigd hebben, schoon ik een dag neem, om die overtuiging te vestigen. Nu weet ik alles: Onoprechtheid heb ik u te verwijten; maar het is wel de nobelste, die er immer gepleegd werd; ook zal zij niet in zich zelve verstrikt worden! Gideon Florensz.! ik neem mijn woord terug. Ivonnette wordt niet uwe bruid!”

»Dat zult ge toch niet meer hinderen, heer! De predikant met de dienaren onzer kerke zijn aangezegd en licht alreede hier; en dit te verklaren, kan niet geschieden zonder groote ergernis,