Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/388

Deze pagina is proefgelezen

»Ik heb het altijd gezegd, maar aan ’t Hof schijnt men tegenwoordig wel blind, of mijn schrijven niet te lezen; doch ik begin nu hoop te krijgen op wat beter inzien, sinds de komst van Wilkes! Maar, hoe Holland en Zeeland daartoe te brengen?'

»Zoolang Barneveld staat, zal dat niet gaan.”

»Als de Koningin aanneemt, zal toch die ééne man de zaak niet hinderen; ik hoop Hare Hoogheid te overreden, zoo haast ik mondeling met haar onderhandelen zal.”

»Mylord Graaf! gij denkt er nog aan, om naar Engeland te gaan?” hernam Reingoud verbleekend.

»Of ik er aan denke? Geen stond van al deze dagen is het mij uit het hoofd geweest, schoon ik het hun nog niet heb aangezegd.”

»Als ’t is om te blijven, Mylord! dan geve ik Uwe lordschap gelijk.”

»Neen! ’t is om te keeren; schoon ik wel moede ben van mijn ambt, en wenschte, dat God er mij van verlossen wilde.”

»Nu dan, Mylord! Ga niet heen, of keer met een leger, driemaal sterker dan dit gansche volk, en met eene schatkist, onuitputtelijk als Fortunatus beurs, en neem van hier mede, om dáár te laten blijven, twee personen!”

»Welke?” vroeg Leycester.

»Barneveld en den jongen Prinse Maurink! Zoo niet, dan is alles hier voor Uwe lordschap verloren, en voor de Koningin daarbij.”

»Dat Maurits mij zoude vergezellen, daarover heb ik alreede gedacht; doch die Barneveld, die uwe nachtmerrie is, zal daartoe niet te bewegen zijn, als hij zich hier noodig weet.”

»Met geweld of list overreed men de hardnekten.”

»Piano, piano, amico! De onrust, dat hij u in dien tijd uw proces zoude maken, doet u dus spreken; doch wees rustig! Niet onbeschermd zullen wij u hier laten!”

»Ik vreeze niets voor mij zelven, Mylord! Voor mij is alles verloren!”

»Toch ben ik hier, om u over u zelven te spreken: Ge weet, ze hebben u in beschuldiging gesteld nevens Paret, en willen, dat ik uwe zaak zal laten brengen voor den openbaren rechter.”

»Mylord! dat moet Uwe lordschap nooit toegeven. Ik zeg dit niet uit eigenbelang; want ik zie niet in, hoe ik de vorige autori-