Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/402

Deze pagina is proefgelezen

en in onrustige spanning, als hij zelf. Wie hem tegen waren, durfden niet zegepralen; maar toch, ze durfden fluisteren, en dat was reeds veel! En zelfs de luidruchtigste en aanmatigendste zijner vereerders, de burger-hoplieden, hadden de behoedzaamheid, geene vonken te werpen van uitspattende daden in dit smeulende tonder van het misnoegen. De Graaf bleef er ook niet langer, dan de noodzakelijkheid het eischte, verklaarde dáár voor het eerst openlijk zijn besluit, om naar Engeland terug te reizen, en schoon het reeds dáár, door zijne vrienden als door zijne tegenstanders zelf, werd bekampt, noemde hij het onverzettelijk, en zette klem bij aan dat woord, door het de Algemeene Staten en de Staten van Holland aan te dienen. Zijn heengaan uit Utrecht was dus tegelijk een afscheid, en schoon hij er zich persoonlijk had bemind gemaakt, — welk een onderscheid reeds dáár, tusschen dit afscheid en zijne hoopvolle inkomste. De zekere hoop, dat hij keeren zoude, gaf alleen zijnen vrienden nog wat moed, en deed zijne vijanden stille zijn. De politieke predikanten ijverden van hunne kansels in Leycester’s geest, en zelfs nog daarboven, en brachten de warreling van staats- en kerkvragen in den schoot der huisgezinnen over. Openlijk beschuldigden zij de Staten, dat het uit misnoegen was tegen hen, dat de beschermer der religie het land zijne hulpe en tegenwoordigheid onttrok, en al, wat daar voor heftige aanklachten meer konden zijn, die zelfs, waar ze niet ongegrond waren, toch nog liever dienden gesmoord te zijn, om der wille des vredes door de gezanten des vredes! Doch het is nu nog de tijd niet, hierop door te spreken; later zullen zij zich scherper op den voorgrond stellen, en dan zullen wij betere gelegenheid hebben, hunne daguerrotype te laten maken, door de zonnestralen der historie en der fantasie.

Genoeg, de Graaf van Leycester vertrok naar ’s Hage, gevolgd, als altijd, van zijn Staatsraad. De Staten-Generaal waren er vergaderd, en de nieuwe ambassadeur was er uit Engeland aangekomen.



XVI.
IN 'S HAGE EN DE NIEUWE AMBASSADEUR.


En hoedanig eene welkomst meent gij nu, dat de Hollandsche Staten-partij den Graaf van Leycester had bereid, toen hij den