Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/42

Deze pagina is proefgelezen

denken wekkende, Jacoba’s verblijf zou verraden, daarbij rekenende, dat gij hierheen zoudt komen, en ik bij gunstigen uitslag, met u zou kunnen gaan.”

»En de uitslag was gunstig, arme jongen! maar gij hebt die goede kans verkeken; — nu laat ons schielijk zien, wat er nog te verhelpen is.”

»O! mijne ziel vat haat en bitterheid tegen den listige, die zich indringt ter verleiding van de onnoozelheid!” riep Douglas, met tranen in het oog.

»Haat hem later op uw gemak, doch nu snel naar het huis van den eerwaarden Sijbrandsz.”

En zoo stonden zij voor Jacoba, op het oogenblik, dat deze eene gelofte aflegde in de hand van Essex, — zij konden niet raden, welke? Bij de goede verstandhouding, die zij heerschen zagen, was de toestand van de jongelieden allermoeilijkst; hunne tusschenkomst scheen volstrekt overbodig. Douglas zelf kwam voor het eerst en op voorbede van een ander; Leoninus had wel de rechten van een beschermer, maar ter eener zijde, hoe kon hij Jacoba verbieden, bezoek te ontvangen? Ter andere moest hij matiging gebruiken tegenover den Graaf van Esssex, Leycester’s stiefzoon! Jacoba was wat bleek geworden, en haar schrik verminderde niet, toen zij hare hand wilde wegtrekken uit die van Essex, en voelde, dat hij die eerst zachtkens drukte, en toen, zeker met voordacht, in de zijne hield; toen wisselde hare bleekheid voor een vuurblos. Barbara zelve zag er verlegen uit; wel schitterden hare oogen van strijdlust, want zij voelde, als bij ingeving, dat er strijd zoude zijn; maar zij wist niet tegen wien zij partij moest kiezen; de beide jongelieden hadden zich beschermers bewezen; maar de ongevraagde bezoeker was een geloofsgenoot en scheen ook goede voornemens te hebben. Leoninus toch had spoedig zijne houding gekozen.

»Gij hebt toegestaan, dat ik heer Roger Douglas tot u brengen zou, jonkvrouw!' begon hij, Douglas bij de hand nemende.'Alleen ik zie, dat het oogenblik niet gunstig gekozen is; gij hebt reeds bezoek, waarvan ik, alleen in hoedanigheid van uw beschermer, de vrijheid neme te vragen, of het een gewacht bezoek is, dan of het u ietwat verraste?”

»Het was ongewacht, heer hopman Leoninus!” hernam Essex stoutmoedig, zich even buigende tegen Elias, »en van nu aan ge-