Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/420

Deze pagina is proefgelezen

kes, beheerschte zijn toorn, en zeide, met eene zekere goedheid:

»Nu zou ik toch wel willen weten, wie u zulke zotheid in den zin had gebracht, zoo ’t anders waar is, dat gij op dit oogenblik bij het klare verstand zijt…?”

»Uwe lordschap zelf heeft het mij met zoovele woorden gezegd!” hernam Roger, nu de oogen neerslaande.

»Dat u Gods bliksem…!” riep Leycester. »Gij zegt eene leugen, die mij in Engeland het hoofd zoude kosten; en ’t wordt nu zaak, dit op te helderen! Zeg op! Wanneer hebt gij mij zóó razend of uitzinnig gezien, dat ik zulke woorden heb gesproken?”

»Mijn genadige heer! het was op een dag, dat Uwe lordschap van het groote bezwaar sprak, om mijne moeder, Lady Leycester te maken!”

»Good Heaven! Is het dat?” riep Leycester, wat rustiger. »Toen ik u zeide, dat het mij even licht zou geweest zijn, mij zelf tot koning van Engeland te maken?”

»Juist, Mylord! Juist, dat was het! Moest ik niet denken…?”

»Gij moest niets denken; maar gij hadt altijd bescheiden moeten zijn; en vraag nu sir Wilkes, of ik met dat zeggen geen gelijk had?”

Roger zag Wilkes vragend aan.

»Mijn lieve jonge master Roger!” hernam deze. »In uw geval zou ik op dit punt noch vrage, noch gissinge wagen. Mij dunkt, gij hebt redenen van groote dankbaarheid, dat Mylord zich u een zóó goed heer toont! Ik zwere u, dat de Lady in kwestie u gansch niet eene zoo goede moeder zou zijn.”

»En nu ga, Roger! ga!” hernam Leycester. »Want, in trouwe, gij hebt al mijne lijdzaamheid uitgeput. Naar ik meene, is de welwaarde doctor Gideon in den Haag; laat dien opontbieden! Uwe ziele is gansch ontstemd; gij hebt zijne toespraak hoog noodig.”

Roger ging met gebogen hoofd en wankelende schreden.

»Dat ’s eene fout, die ik niet weer zal begaan!” hernam Leycester, hem naziende. »Zoo ik ooit weer bezwaard word met het kruis van ’t Nederlandsch gouvernement, zal ik het niet bezwaren met dit instrument van zelfmarteling en verwarring! Uit zorge, dat de moederlijke aard op hem mocht zijn overgegaan, heb ik hem laten opvoeden, naar de strengste godsdienstige beginselen, in hope die natuur te breken, en de uitkomst is eene