Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/435

Deze pagina is proefgelezen

»Machtige heeren weten sterke strengen wonder snel te breken! gij hebt dus geen geloove in ’t geheel aan de menschen, waar zulke banden niet klemmen?”

Sommige nobele harten zonder ik uit.”

»Alle menschen zijn menschen, heer Reingoud! Doch, zoo de Graaf u kon opgeven, wat zoudt gij aanvangen?”

»Ik weet het niet, heer doctor! en ik wil, noch kan daarover narekenen. Alleen, gij weet, ik worde niet gaarne ondervraagd over mijne opiniën en voornemens. Ik heb geene onrust in ’t geheel op dit punt. Ik houd voor zeker, dat Mylord mij iemand van zijnentwege zal zenden, of wel, dat meester Gerard zelf mij zal komen heenleiden, waar het mij goed zal zijn!” En hij liet zich met indolentie neervallen in zijne kussens.

Gideon zuchtte.

»Licht word ik zelf door den Graaf gebruikt, als boodschapper aan u!” sprak hij.

»Hoe nu?” en Reingoud hief zich op, leunende op den elleboog. »Gij zijt toch niet reeds hier als Jobsbode?”

»Ik ben niet!” sprak Gideon, getroffen door de stroeve koelheid, waarmee zoo belangwekkende vraag werd geuit. »Alleen waarheid is, ik ben bij den Graaf ontboden, en ik was heengaande derwaarts. In ’t wederkomen dacht ik u te spreken en te melden, wat ik zou vernomen hebben; doch deze zorgeloosheid van ’t harpspel ontzette mij, en zoo keerde ik tot u in. Tijd heb ik nog te over; want ik weet, dat de predikanten van Zuid-Holland nu samen zijn tot een afscheidsgehoor bij Mylord. Ieder, die nu op ’t hof gaat, gaat er voor ’t laatst; dat voor ’t laatst heeft altijd iets treffends, weemoedigs. Hoe moet dat niet dubbel treffen, als wij, uit het leven scheidende, eens tot elkander zullen zeggen: "Voor ’t laatst!" En hij keerde zich half naar Jacoba en half naar Reingoud.

»Maar er is een weerzien!” sprak Jacoba rustig. »Zoo niet in den tijd, dan in de blijde eeuwigheid!”

»Maar er zijn luiden, die aan zulk weerzien voor zich niet gelooven,” hervatte Gideon, »en dàn moet het smarte geven, te scheiden op zulke wijze, als weerzien onmogelijk maakt.”

»Gij kost wat vroolijker propoosten kiezen, heer doctor! als gij ons eenzamen komt bezoeken!” sprak Reingoud, met een satyrieken glimlach en met beduiding. »Want zulke flitsen treffen gansch