Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/45

Deze pagina is proefgelezen

houden, nu te feller uitbarstte. »Mij dorst naar het uwe!” en met zenuwachtige drift trok hij den fijnen staatsiedegen, dien de gewoonte zoo onmisbaar gemaakt had, als een kleedingsstuk.

»Ei zie, hoe de minne zelfs Puriteinen tot helden vormt!” riep Essex lachende, zonder eene enkele beweging om zich te verweren. ’twee lieden zouden van die houding nogal verwonderd staan, Mylord Leycester en de eerwaarde doctor Wattison!”

»Het zij! Satan heeft mij gansch in zijne macht, ik voele mij Kaïn!” en nader drong hij aan op den Graaf.

»Met uw verlof, ik zal de rol van Abel niet gansch overnemen; denk mij niet weerloos!” en ook Essex trok nu den degen.

Misschien ware Barbara hier tusschen beiden gekomen, maar aan woeste tooneelen gewoon, scheen het haar zooveel jammer niet dat de bedriegelijke Lord eene les ontving, en daarbij, hare geheele aandacht werd beziggehouden met Jacoba, die niet in onmacht was gevallen, noch bewusteloos daar nederlag, maar die in stuiptrekkende verwildering en overspanning zich scheen te willen opheffen uit haar stoel, en toch machteloos was zich te bewegen; — die met strakke, starende blikken naar de twistende mannen heenzag, en de beide handen met afgrijzen uitstrekte, Leoninus, niet minder dan Douglas gloeiende van verontwaardiging tegen Essex, verloochende echter zijne afkomst niet van den bedachtzamen Kanselier.

»Master Roger Douglas!” riep hij. »Gij kunt u niet in strijd begeven, met zoo na verwant van den Graaf Leycester! Aan mij komt deze strijd toe; ik ben de beschermer van de jonkvrouw, die misleid werd en beleedigd; doch met oorlof van Mylord van Essex, zullen wij eene andere kampplaats kiezen.”

»Iedere kampplaats is mij goed, die mij ruimte laat tot verdediging!” riep Essex.

»Eindigt toch, mijne heeren!” riep Leoninus, verschrikt te zien dat zij werkelijk hun strijd aanvingen. »Roger! gij ontzet en beleedigt deze jonkvrouw! Mylord van Essex! ik eisch van u, in haar naam, dat gij u verwijdert!” en hij ontnam Douglas den degen, die er, om oprecht te zijn, meer heftig mede te werk ging dan behendig. Maar de toestand der omstanders verwikkelde zich nog meer; want een nieuw personaadje trad binnen, een ernstig en eerwaardig man, met diepe vaste trekken, die wel iets zwaarmoedigs en lijdends hadden, in een deftig zwart gewaad,