Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/46

Deze pagina is proefgelezen

het hoofd gedekt met een zwart lakensch kapje, dat zijne grijzende haren deed uitkomen.

»Wat nu dit, mijne heeren!” riep hij met doordringende stem. »Staakt dezen twist! ik gebiede het u, in den naam van God, in dien der wet, en in den mijnen; want ik ben Taco Sijbrandsz. de heer van dit huis!”

Nauwelijks had Jacoba de achtbare gestalte opgemerkt, of zelfs Barbara’s kracht was niet meer machtig haar te houden; in wilde verbijstering ontrukte zij zich aan hare omklemming, en viel neder aan de voeten van Taco, onder den uitroep:

»Een priester! ik ben gered! mijn vader! bescherm mij! Satan is zekerlijk hier!”

De predikant bukte zich naar haar neder; hief haar op; deed haar zachtkens rusten op zijn arm, en zag op de jongelieden met een ernstig hoofdschudden en een strengen blik. Zij hadden intusschen werkelijk hun twist gestaakt. De verrassing van Taco’s binnenkomen, zijne eerbiedwekkende persoonlijkheid, en de toestand van Jacoba, dien zij nu eerst recht inzagen, maakten hen alle drie, tot den loszinnigen Essex toe, beschaamd, ontzet en verlegen; toch wilde hij iets zeggen; hij naderde Taco; eene nieuwe stuiptrekking van het meisje, en haar: »Weg! laat ze weggaan!” deed hem verschrikt terugtreden.

»Ik was haar beschermer, ik moet mij ontschuldigen,” begon Leoninus.

»Later, heer hopman!” sprak Taco ernstig. ’tot beschuldigen of ontschuldigen is het hier geen tijd. Ik ben van nu aan de eenige beschermer van deze juffer, die in mijn huis is, en ik zal toezien, dat ze niet meer op zulke wijze wordt ontrust: wie zijne schuld ietwat verminderen wil, ga terstond!”

»Alle drie spoedden zich voort, slechts Douglas met zoo wankelen tred en met zulk een smartelijken terugblik op Jacoba, dat Barbara deernis kreeg met hem.

»Kom, mijn goede heer!” fluisterde zij hem in. »Vat moed! de bedriegelijke edelman heeft de meeste schuld; ik zal een goed woord voor u doen.”

Dit hield Douglas eenige oogenblikken staande en scheidde hem zoo van de beide anderen, die intusschen waren voortgegaan, te zamen met een paar woorden eene afspraak maakten, waarvan wij later zullen hooren, en daarna scheidden met eene koele