Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/47

Deze pagina is proefgelezen

buiging. Leoninus had Roger afgewacht, en bood hem den arm in het verder gaan.




II.
HET GEZIN EN DE LEERAAR.


Een veertien dagen daarna zien wij Jacoba in den familiekring van den predikant Taco Sijbrandsz.; het is een stil en liefelijk namiddaguur, en uitgenomen de heer des huizes is het gansche huisgezin samen. Rustig is het dus niet, waar zulk een getal jonge kinderen spelen en woelen; maar de kamer is ruim, en overzwierige meubelen zijn er niet te beschadigen. De moeder heeft dus niet noodig, ieder hunner bewegingen met angst te bespieden, en iederen sprong van hun uitspattend leven door een afkeurend gebaar te berispen; niet eeuwig berispt, worden ze niet stout, kwellen elkander niet uit verveling, en hunne kreten en gejoel, zijn geene andere dan uitingen van vroolijkheid en levenslust, die zelfs het verouderde hart nog vreugd geven te hooren. De oudste zoon Cornelis zit in het midden van het vertrek, en is licht de eenige, die last heeft van het gewoel; want het strekt hem tot afleiding. Licht zou hij nog gaarne zich mengen in het spel, maar de Latijnsche les is nog niet in het hoofd, en er zal eene wapenschouwing plaats hebben voor het Duitsche Huis, daar hij alle Latijnsche boeken wel voor in de lucht zou wenschen. De twee oudste meisjes oefenen hare handigheid in een vrouwelijk handwerk, onder de leiding der moeder, der zachte minzame, wier bleek en wat ziekelijk gelaat toch kenmerken draagt van rust en gelatenheid; — die zelve zoo ijverig spint, dat de dunne, maar vermagerde vingers wel één schijnen geworden met den teeren vlasdraad, die toch door hare geoefendheid zoo zelden breekt. Naast haar zit Jacoba, bezig met een dier aardige en kunstige knipseltjes, sierlijk als kant en fijn als spinrag, waar wel het geduld en de ledigheid des kloosters voor zijn moet, om ze uit te vinden en aan te leeren, doch dat zij oefent onder de gretige blikken van twee nieuwsgierige kleinen, die haar met de zoetste woordjes het halfvoltooide kunststukje afvleien. Achter haar staat Leoninus, die wel mede bewondert, en nog meer de kleine hand dan het fijne werk; doch die met wat ongeduld opmerkt, dat het lieve kopje