Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/55

Deze pagina is proefgelezen

juffrouw! ik zal het haastelijk vernemen. Ik zal hem nu afwachten en toespreken, en daarin mijn uiterste best doen, tot verlichting van uwen heere Taco.'

»Nu, zoo zal God u daarvoor zegenen!” riep zij met geroerde stem en haar spinnewiel ter zijde zettende, verliet zij het vertrek.

»Eilacy! ik weet er meer van, dan ik zeggen mag; die van het consistorie hebben zware vorderingen tegen dominus Taco en zijne medebroeders. Doch wij willen hopen, en mijn vader doet daartoe zijn best, dat aan hunne eischen niet voldaan wordt, en dat het een en ander met wat plooiens en rekkelijkheids zich zal schikken. Doch ge hebt niet aan die verschillen; spreken wij van hetgeen u belangt!”

»De verschillen raken mij niet, maar ’t zou mij jammeren, zoo den goeden eerwaarden man, of zijn gezin ietwat kwaads trof. Heere Taco draag ik hooge eerbiedenis toe en zonderlinge genegenheid; dus denk ik mij een van de eerste kerkvaders!”

»Hij heeft daarvan den eenvoud, de gemoedelijke vroomheid, de broederlijke liefde en de vrijgeestigheid, die eerst later is verloren gegaan,” hernam Leoninus; »doch zeg mij, hoe is u zijne predikatie gevallen, daarbij gij hebt willen tegenwoordig zijn?”

»Zijne gemeente moet daardoor grootelijks gesticht wezen, als ik achte; ook te oordeelen naar de uiterlijke teekenen van ontroering en aandacht, die allen gaven, moet hij voor hen zijn als een Ambrosius of een Augustinus.”

»Zeg dan liever Pelagius!” hernam Leoninus lachende. »Voor ’t minst daar zullen de Calvinisten hem wel voor houden; alleen uit ééne predikatie kan u dat niet merkbaar zijn, bovenal daar de goede Taco de dogmatiek veelal ter zijde laat; dit vooral trekt mij onder zijn gehoor, anderen veroordeelen het; elk zijn genoegen; doch ik vroeg naar het uwe, en…”

Zij sloeg de oogen neder.

»Om oprecht te zijn, ik hoore hem liever, verklarende de religie aan zijne kinderen, en sprekende van God en Christus, in het midden van zijn gezin, dan dus lange predikatiën houdende tot zijne gemeente. Schoon ik niet vreemd ben aan ernstige overpeinzingen, met het aanhooren van diergelijke redenen niet gemeenzaam, verloor ik bij wijlen mijne aandacht; het scheen mij ietwat dor, niet altoos klaar, en rechtuit verklare ik, dat dit spreken maar weinig opwekkelijks voor mij had, en het mij meer