Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/59

Deze pagina is proefgelezen

»Uw geloof!” Hij zag haar aan met een zachten, veelbeteekenenden blik. »Uw geloof, juffer en vriendin! zult gij houden, zooals ge liefst wilt en goedvindt te allen tijde, daarvoor zal ik borg zijn.'

»Nu, ik wil daarover nadenken!” hervatte zij.

»Niets dringt u tot een overhaast besluit. Heer Reingoud heeft vele staatszaken om handen, die hem afleiden, en heer Reingoud heeft veel geduld.”

»Veel, veel geduld!” hernam zij pijnlijk. »En,” voegde zij er bij, »de goede juffrouw Sijbrandsz. betuigde mij nog dezen morgen, hoe het haar groote vreugde zoude geven, mij altijd met zich te houden.”

»Juffer Jacoba! uw madelief, en nu mijn kus!” en de vermetele Cornelis liet haar de vrijheid eener weigering niet.

Le Lion zag op hem met eene soort van benijding en bitterheid.

»Het wordt tijd, dat ik ga,” hernam hij, een weinig gedwongen.

»En ge zoudt heer Taco wachten?” sprak zij verwonderd.

»De hopman heeft dan niet veel wachtens noodig; want ik hoor mijn vader” riep Cornelis, tegelijk dezen tegemoetgaande.

Taco Sijbrandsz. kwam binnen, maar het was hem wel aan te zien, dat zijne echtgenoot waarheid sprak, en dat hij gebukt ging onder eenigen zwaren last. Nu echter scheen zijn bloed in eenige beweging; voorhoofd en gelaat waren hoog gekleurd, maar kennelijk was dat slechts de overspanning van het oogenblik. Zijn blik was verstrooid en starend; zijn gang gejaagd, en bij het binnenkomen, wierp hij zich op een stoel neder, alsof hij niemand zag en zich alleen geloofde. Jacoba en Leoninus beiden naderden hem, met eerbiedige deelneming. Toen stond hij op, als kwam hij tot zich zelven; streelde Jacoba over de blonde lokken; wist nog een zachten glimlach voor haar te plooien, en sprak goedig:

»Mijne lieve! wil mij eene wijle alleen laten; ik heb noodig, ietwes van hoog belang te overpeinzen.”

Zij kuste zijne hand; reikte Leoninus de hare, en verliet het vertrek.

»Met uw oorlof, heer Sijbrandsz.! zou ik wel een woord met u willen wisselen!” begon Elias.