Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/70

Deze pagina is proefgelezen

Graaf, en daarbij uit aanzien van uwe houding tegen de Kerk, de strenge begrippen van Mylord op dit punt en zijne eigene, zou hij u niet ontvangen te zijnen huize.'

»Zijne strenge begrippen! Maar die man is immers een heete Roomschgezinde?”

Uitenbogaerd glimlachte.

»Heer Jacob Reingoud een Papist! Weet gij dan niet, dat hij de drijver en voorname medehulp is in deze zaken?”

»En die man heeft dit geschreven?” vroeg Taco, opnieuw met wat drift op het geschrift wijzende.

»Zoo is het! Dit goede woord van protectie en faveure. Maar, goede vriend! u komt iets over; gij bezwijmt schier…”

»O, mijn God! ik weet niets meer; ik begrijp niets meer; het is of mij geestverwarring overvalt!” sprak Taco met eene flauwe stem; waar toch ontzetting in beefde, en hij liet het hoofd nederzinken op den schouder van Uitenbogaerd, die hem ondersteunde.

De jonge predikant, die niet voor het eerst zich in Taco’s huis bevond, riep met luide stem de huisgenooten te hulpe. Zij kwamen allen en nog anderen daarnevens; aanzienlijke Utrechtenaars, leden der St. Jacobs-kerk, die reeds van Taco’s vastheid hadden gehoord, kwamen die eeren en hem daarvoor danken door hun bezoek.

Vrouwe Sijbrandsz. had beschreide oogen; het was haar aan te zien, dat Leoninus den zwaren vriendenplicht had volbracht. Uitenbogaerd kwam op een inval. De teere bezorgdheid ziende, waarmede Taco zelfs te midden van eigen onwelzijn naar haar het bedwelmd oog ophief, als om haar toestand te raden, maakte hem indachtig van hoe groote beweegkracht smeekingen en tranen moesten zijn van eene dus geliefde, en zoo haast Sijbrandsz. zich een weinig had hersteld, zoo haast hij de handdrukken had beantwoord der Utrechtenaars, die zich rond hem verdrongen, sprak Uitenbogaerd tot zijne gade:

»Vrouwe Sijbrandsz.! werp u doch neder aan de voeten van uw man, met alle uwe dertien onnoozele kindertjes, en smeek hem, dat hij blijve!”

»O, mocht hij blijven!” herhaalden de leden der Duifhuis-gemeente als in koor, zonder op dat oogenblik aan al de consequentie van ’t woord te denken. Den geliefden leeraar behouden, scheen hen nu het naaste.