Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/71

Deze pagina is proefgelezen

»Dat hij u en de uwen en zich zelven niet in ballingschap uitdrijve,” vervolgde Uitenbogaerd, »en nood en armoede over u brenge, om eene middelbare zake…'

»Waar het eer en consciëntie geldt, zijn daar geene middelbare zaken!” sprak Taco vast. »Maar het zij! Niet zonder haar wil, zal ik haar lot en dat van ons gezin prijsgeven, aan wat het kan treffen. — Maria! beslis gij zelve, waar een oprechte dienaar Gods, voorganger der gemeente en van zijn Christelijk gezin, kiezen moet tusschen den vrede der wereld en den vrede der consciëntie! Wat weg zal hij volgen? — Wat weg wilt gij volgen met hem, die uw man is?”

Zooveel menschen waren daar samen en plotseling heerschte daar eene stilte als des gebeds; zoo zeker begrepen allen het gelijktijdig, dat zulke keuze biddend moest worden gedaan. Of daar niet genoeg ware om Taco’s lijdende vrouw te treffen, greep ook de ernst van die stilte haar aan. Verbluft en aarzelend zag zij den kring der zwijgenden rond, zag even op hare kinderen, die haar gevolgd waren, en de aandacht der ouderen ziende, de kleine handjes hadden gevouwen. Zij zag op Taco, die zijn oog nedersloeg, opdat zij daarin bede noch bevel zoude lezen… Toen hief zij het hare, het zachte beschreide, even ten Hemel op, en met zwakke, doch klare stem sprak zijn toen:

»Vrede met God is het naaste te zoeken, en waar uwe verlichte wijsheid ’s Heeren wil en wenk heeft onderkend, zoo volg dien! ik zal u volgen, en wat ons op dezen weg treft, kan dat ons schade brengen? ons of onze kinderen?”

»Neen, zekerlijk kan het niet!” en Taco hief zich op en klemde haar met innigheid aan zijne borst. »O, Heere God! wees gedankt voor deze vrouw; en gij, mijn medebroeder! waar zulke trouw en zulk geloove mij sterkt, meent gij, dat ik nog zou konnen zwak zijn?”

Uitenbogaerd, een weinig met zijne houding verlegen, legde Reingoud’s open brief ter zijde en verwijderde zich met wat drift.

»Ziet, hoe deze twee, de vermaarde victoriën der martelaren Christi voor oogen houden!” sprak eene diepe welluidende stem, vol geestdrift.

Het was Jacoba, die gesproken had.