Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/72

Deze pagina is proefgelezen

III.
VELERLEI VERRASSING.


Om tot de derde voorstelling te komen, moeten wij ons eerst voor eene wijle begeven, buiten het huis van Taco Sijbrandsz., en even toezien naar de bewegingen van eenige mannen, die over de Marie-plaats voortgaan, en luisteren naar hetgeen er tusschen hen voorvalt. Wel is het avond, maar zij houden geene lantaren, noch laten die voor zich heendragen; ze schijnen dus meer belang te hebben, niet gezien te worden, dan wel zelve te zien. Twee hunner zijn in lange mantels gewikkeld, die toch de degens, die zij dragen, niet gansch kunnen bedekken; zij hebben Duitsche hoeden op, wier slap neerhangende randen hun ten deele het gelaat maskeeren. Deze twee mannen gaan dicht naast elkander, de een zich met losheid leunende op den arm van den ander; een derde gaat naast hen op eenigen afstand: hij draagt geen degen en heeft het gelaat onbedekt. Geen van drieën spreekt, een woord; allen schijnen zij wat haast te hebben, om voort te gaan, zonder te worden opgemerkt door een van de vele voorbijgangers, die met het zachte lenteweder (het is de 2de Mei) heen en weder wandelen op de ruime Maria-plaats, of lucht scheppen op de houten stoepen voor hunne bedompte huizen. Ondanks dien kennelijken wensch worden zij door een vierden persoon toegesproken, die in dezelfde richting gaat, en hem, wiens gelaat onbedekt is, toespreekt met een avondgroete en het woord:

»Ik rade, werwaarts gij u heen begeeft, broeder collega!”

»Wat port u tot de begeerte het te weten, meester Hermanus Modetus?” antwoordde deze, en week nog wat meer zijwaarts af van zijn gezelschap.

»Omdat ik u geen kleiner belang onderstelle dan mij zelven, voor de goede zaak.”

»Ik zoude moeten weten, welke goede zaak gij hier bedoelt?” hernam de collega een weinig stroef.

»Nu, dat verstaat zich vanzelve; daar is er maar ééne, die wij voorstaan uit alle macht: de religie; maar al het andere hangt daarmede samen.”

»Ik kan toch niet denken, dat deze zoo instantelijk eenig gevaar is dreigende…”