Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/78

Deze pagina is proefgelezen

Koning der Hemelen heeft opgelegd; want wat zegt uwe bescherming, daar zij machteloos is, juist in dien allerhoogsten nood? O! Leycester had niet moeten terugkeeren, al had hij hier zijn hart niet kunnen verkwikken door vroolijkheid te brengen: dit ziekbed had zijne ziele betere dingen kunnen prediken dan de meest opgesierde rede van een Fraxinus!

Overspanning, zielsaandoeningen en uitputting hadden Taco op dit ziekenleger nedergeworpen. Hij lag er met de berusting van een Christen; maar de blijdschap van hen, die moede zijn van den goeden strijd, en die heengaan in vrede naar het land des vredes, worstelde bij hem met de zorge van den huisvader, die daar al zijne kinderen in de teerste jeugd ziet schreien om zijn heengaan, terwijl juist zijn harte beeft over hun blijven, hun verlaten blijven; met de bekommering van den teederen echtgenoot, die de trouwe gade tranen ziet storten van enkel angst voor verlies, en wiens hart samenkrimpt bij de gedachte, hoe groote aanwinst van plichten en lasten zij daaronder vergeet, — plichten en lasten, die hare krachten moeten te boven gaan! En had eens de Graaf van Nieuwenaar met bewondering zijne standvaste vroomheid geroemd, dat hij, schoon met zooveel kinderen bezwaard, ter wille van zijne overtuiging geheel zijne tijdelijke welvaart opgaf, diezelfde lofspraak kon nu wel eens der lijdende verbeelding van den zieke pijnigend zijn. Had hij, plooiende met zijn gevoel en zijn geweten, niet liever een ambt moeten behouden, dat de zijnen recht zou gegeven hebben op ondersteuning en bescherming, waar ze nu op zijn minst verlatenheid moesten wachten? Had de man, — de vader niet moeten schikken, waar het toch in »t eind de vraag niet was, zich van Christus Kerk te scheiden, maar alleen zich daaraan op andere wijze te verbinden? Verschool zich ook menschelijke zwakheid, eigendunk, trots, onedele vrijheidszucht in dat hardnekkig vasthouden aan eigene opvatting? En had zijn oog, door zonde verduisterd, ook eigen dwaallicht gehouden voor een lichtstraal des Hemels? En had hij niet moeten toegeven, veeleer in ootmoet geloovende aan eigene dwaling, dan aan het ongelijk van zoovelen, als daar tegen hem over stonden?

Licht waren het twijfelingen als deze, die de hitte der koortse hooger deden gloeien op zijne wangen, en hem het fijne angstvocht uitperstten uit de poriën, en het verdoofde oog soms met