Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/81

Deze pagina is proefgelezen

dat is die, waar men eene nieuwe inkwisitie invoert met censure en discipline, — waar zij de vanen der vervolging opsteken, wier eigene voetzolen nog branden van de hitte der pausen-vervolging, die ze nauw zijn ontkomen! waar ze de verzenen slaan tegen de prikkels der liefde! Is dit volgen van Christus of van Satan? Is dit het smaken van de bevrijding des pausdoms, dat men deze in schijn bevrijde burgeren aanbiedt? — O, vader Duifhuis! waar is uw exempel? waar zijn uwe tijden? waar is uwe liefde?”

»Ziet nu, welk een fraai Christen we hier hebben!” riep Modet met woede en bitsheid in oog en toon, »die gaat steunen op zijn valschen logenprofeet Duifhuis!”

»Nog beter op dezen vrome te steunen, dan op den nieuwen koran Calvijns en op de farizeesche wetgeving der Gereformeerde conciliën, dewelke zijn de statuten der Synode!” riep Taco ook met toorn en heftigheid, en de matte heeschheid zijner stem was in akelig contrast met de opgeruide drift die uit zijne woorden sprak.

Zoo werd dat hittige vuur van een onverstandigen ijver, tegelijk eene aanstekende vlam, die rust en liefde dreigde te verteren, in eene ziele wellicht niet ver van hare scheiding uit het lichaam. Helaas! helaas! de eeuw is zestig jaren ouder geworden sedert 1525, maar haar gelaat is niet veranderd; slechts hebben hare trekken wat kalmte van de jaren aangenomen; de omstandigheden zijn veranderd; de personen zijn gewisseld, maar de stempel dien ze dragen, is nog weer dezelfde, en er is van hen te zeggen, als van zekere lateren in de politiek: »ze hebben niets vergeten en ze hebben toch niets geleerd!” Het is bedroevend, maar het is waar, — en eene droeve waarheid is toch ook waarheid, en zij kan meer wezen, zij kan nutte herinnering zijn! voor het minst, waar die gebruikt wordt, niet enkel met de bijgedachte: »zoo is het en zoo zal het blijven, want ook in dien zin zal de Kerk hier op aarde wel de strijdende Kerk zijn genoemd,” maar ook met deze: »het moet toch eens anders worden, als er hoogere en heilige eenheid zal gekomen zijn in de Kerk, de eenheid in Christus, door Zijn Geest en naar Zijne genade, en al het andere zal verteerd zijn tot asch, als verbrande hulsels, die eene heerlijke vrucht hebben besloten en gekoesterd tot hare rijpheid. Daartoe moet ieder geloovig Christen mede strijden met kracht en met moed, doch omgord met geene ander rusting, dan die des gebeds; door