Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/83

Deze pagina is proefgelezen

maar zij is ook genoeg! — Grijp die aan met alle vermogens die in u gelegd zijn en laat al het andere varen! — Gunt hartelijke broederliefde dit ééne vermaan!”

»Zoo wil ik!” hernam Taco, »maar voorwaar, aan deze woorden, vol liefde en klaarheid, herken ik Wernerus Helmichius!”

En zoo mocht hij spreken. Het ware kenmerk van een echten Christen, liefde, en het zekere bewijs van een helder verstand, klaarheid en gematigdheid, waren karaktertrekken van Wernerus Helmichius. Leeraar en voorstander der Gereformeerde Kerk, als hij zich later heeft bewezen, en zich toenmaals reeds toonde, heeft hij toch zijne overtuiging in de zaak, die hij liefhad, weten voor te staan, zonder den warmen gloed, die hem bezielde, tot een verzengend vuur te maken tegen anderen. Hij werkelijk heeft den geest van het Evangelie begrepen en beoefend, terwijl hij zich tevens vasthield aan de letter, en terwijl hij voor zich zelven niet afweek van de leer, door zijne Kerk als de eenige rechtzinnige aangewezen, wist hij Gereformeerde nauwgezetheid met evangelische vrijheid hand aan hand te doen gaan, in tijden, waarin door het allerkleinste verschil van gevoelen, soms leeraren van dezelfde Kerk, van hetzelfde christendom, tegen elkander opstonden, zoo vijandig als aan geene Heidensche wijsgeeren dat ooit is ingevallen. Wernerus Helmichius, geprezen door beide partijen, waarin later de vaderlandsche Kerk werd verdeeld, en toch niet flauwhartig weifelende tusschen beide in, maar een ijverig en vrijmoedig voorstander van de zijne; Wernerus Helmichius was het werkelijk, die gesproken had, en door Taco als bij ingeving geraden was, dien wij voor ons gevoel liever het eerst hadden laten optreden, in de rij der Gereformeerde predikanten die wij opvoerden, zoo de eischen van den roman het niet anders hadden gewild; maar niemand toch kan ons verdacht hebben, dat wij den Calvinistische predikanten van dien tijd het onrecht zouden doen eener vertegenwoordiging alleen door een Fraxinus en een Modet, in een werk, toegewijd aan een Gereformeerd predikant, die de blijdschap is van zijne Kerk, en niet de minste van hen, op wie hare verwachting rust. En zeker, noch hem, noch een van zijne ambtsbroeders, onder wie ik mij trouwe en waarde vrienden kenne, zou ik willen bedroeven, door hun waardigen stand te bespatten met het slijk eener vroegere eeuw, en door enkel schaduwen te geven, als Fraxinus en Modet, waar ik ook