Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/88

Deze pagina is proefgelezen

Toch was de vreemde uit zich zelve bescheiden ter zijde gegaan, en Helmichius voerde nu Jacoba naar een steenen bank bij den tuinmuur, waar hij zich aan hare zijde zette.

»Een onbekende, zich mengende in uwe belangen, moge u wat vreemd schijnen,” begon de predikant; »maar ik hoop u later te bewijzen, dat ik er billijke oorzaak voor heb. Reeds dat ik uwe betrekkingen ken, moge u geruststellen, jonkvrouw! De nobele jonge hopman, Elias Leoninus, heeft u in dit huis als gast ingeleid; hij heeft dat gedaan, toen gij zoekende waart naar een verblijf, onder het geleide van eene Roomsche vrouw uit geringen stand, Barbara Boots. In dit huis zijn u vele ontmoetingen bejegend, die u zorge en moeite hebben gemaakt; maar de jonge Leoninus en de leeraar Taco hebben u tegen dat alles geveiligd en beschermd. En in die bescherming rustig, zijt gij hier nu naar uw volkomen genoegen. Is dat alles niet zoo?”

In de hoogste verwondering moest Jacoba haar »ja” zeggen.

»Maar gij kunt hier niet langer toeven!” hernam Helmichius, met eenigen nadruk.

»Mijn God! waarom niet?” vroeg Jacoba verschrikt. »Wie zal »t mij verbieden?”

»Uw eigen hart; uw eigen verstand; uw teeder gevoel. Uw gastheer Taco ligt op een ziekbed, dat een sterfbed kan worden. Zoo het God den Heer behaagde, hem dezen nacht tot zich te nemen, hoe zoudt gij morgen onder zijne weezen staan, naast zijne weduwe?”

»Als die haar troostte, door met haar te schreien…”

»Ik zou kunnen aanvoeren, dat een zulke troost een schrale is; doch ik wil toegeven, dat hij strekt tot leniging; alleen geef mij toe, dat uwe persoons tegenwoordigheid hare bezwarenissen vermeerdert…”

»Hoe mag dat zijn, heer?” vroeg zij verwonderd.

»Onbekend, als gij zijt, met alle wereldsche zaken, is van u alleen die vraag mogelijk. Bedenk doch, die lieden hebben geene tijdelijke middelen…; en hetzij nu de Heer dit gezin van hoofd en steun berooft, hetzij ze, met hem ballingen, zwerven buiten deze stad, na dezen kan gebrek hen drukken, kan uw onderhoud hunne zorgen vermeerderen.”

In waarheid, daaraan had de jeugdige onbedrevene nooit gedacht, die in haar klooster aan alle zorgen des werkelijken levens