Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/89

Deze pagina is proefgelezen

vreemd was gebleven, die haar bestaan zelfs niet in de verte vermoedde. Nu het haar duidelijk werd, drukte het haar met dubbele kracht.

»Licht dat alreede bekrompenheid hen gedrukt heeft, terwijl zij mij het leven zoet maakten met alle lusten, die zij bieden konden. Mijne schuld en mijne beschaming is groot; dat had Leoninus mij moeten zeggen.”

»Dat kon Leoninus u niet zeggen, zoolang hij u geen ander verblijf had aan te bieden; maar wees gerust! Taco zelf heeft er niet aan gedacht, noch een van de zijnen. Gij waart hun een lieve, een welkome gast. Zie! ik konde u wel leiden naar het doel, dat ik beoog, alleen door u deze onrust op het kiesche gemoed te laten; maar een zulk beginsel moet u niet van hier drijven. De weldaden en goedheden van heer Reingoud kunnen dit gezin volgen; elders zoowel als hier, en dus hun rijkelijk vergoeding bieden voor de wijkplaats, die zij u schenken zouden.”

Jacoba glimlachte bitter.

»Nu, heer! zie ik, dat gij niet zoowel bekend zijt met deze zaken, als gij vermeent. Mijn grootvader dien lieden goedheid bewijzen, uit aanzien voor mij? Hij, die mij zelve van zich zond en overgaf aan de onguurheid van »t lot…!”

»Ik weet, wat ik zegge,” hernam hij; »maar zoo gij die stem niet gelooft, kan in trouwe geen kiesch gemoed, als het uwe, deze gastvrijheid blijven aannemen.”

»Ook ga ik van hier, zoo haast het zijn kan.”

»Waarheen, jonkvrouw?” vroeg hij ernstig.

»Hemelsche machten! weet ik het zelve?” riep zij met angstige stem. »Ik ben nu alleen, wel zeker alleen. Ik heb Barbara verloren. Ware hij slechts hier, mijn broeder Leoninus!”

»Gij weet, lieve joffer! dat de hopman verre is op een krijgstocht, die hem lange van hier kan houden.”

»Ja! dus plotseling! Wel zeker hebben mij de Heiligen verlaten wier dienst ik veronachtzaamd heb!”

»Hij zal u uitredden, die meer is dan Heiligen; die der Engelen Heer is. Is het niet meest uit vreeze voor religiedwang, jonkvrouw! dat gij u scheidt en afkeert van heer Reingoud?”

»Dat was het, heer! maar dat is nu niet het meeste. Er is meer: De vader van mijne moeder heeft geen hart voor haar kind! Dat heeft mij getroffen, — dieper getroffen dan hardheid of dwang!