Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/92

Deze pagina is proefgelezen

gehoord tot anderen; een zulke leeraar van den godsdienst sprak nooit tot mij; zoudt gij ook troost hebben voor mijne beladene ziel, voor mijn bedrukt gemoed, zoo dat zich voor u konde openen? Zoudt gij mij willen aanhooren?”

»Dat is de last van mijn Heer, die zelf tot zich riep allen, die belast zijn en vermoeid.”

»Maar de smarten die ik te klagen heb, konden u wat vreemd schijnen…”

»Voor allen toch heeft de godsdienst balsem…”

»Maar zoo daar eene lijdt, die gansch verre is van God en zijn dienst?” vroeg zij met eene stem, daar eene wereld van zielsangst in trilde.

»En die ten leste toch Hem zoekt met boetvaardigen zin! Wel, mijne dochter! dezulken zijn de kinderen Zijner uitverkiezing! Dezulken neemt Hij het liefst.”

»Eene zulke ben ik!” snikte zij en ging snel van hem.

»Uw naam, jonkvrouwe!” bad hij, haar volgende, »uwe woning voor het minst.”

»Ik zal tot u komen! ik weet uw naam, — den mijnen — ben ik niet vrij te geven!” was haar antwoord.

Taco Sijbrandsz. is hersteld van zijne krankte, en uit Utrecht heengetrokken met zijn gezin naar Alkmaar, twee dagen nadat zijne vroegere ambtsbroeders van St. Jacob, als leeraren der Gereformeerde Kerk waren bevestigd, twee dagen dus nadat zijne gemeente was ingelijfd, en als opgelost in die der Calvinistisch-Hervormde.

En hiermede nu, — dachten de Calvinistische predikanten, — was de kerktwist gedempt; — en Leycester meende eene groote daad verricht te hebben voor de Kerk; maar zij hadden niets gedaan, dan haar den kanker ingeënt, die later zoo pijnlijke kunst-bewerking zoude eischen. Want het verschil was niet uitgebluscht, slechts verstopt, en ingerekend was het, en Leycester en de predikanten hadden voor de Kerk niets gedaan, dan daarin de elementen opgenomen voor nieuwe verdeeldheid; zij had nu binnen in zich, wat haar vroeger buiten zich ergernis had gegeven. De vormen waren geëffend, en de nieuwe leden voegden zich daarnaar; de gevoelens waren het niet en de gedachte was niet te beheerschen;