len te verheffen en door eigen energie en werkkracht te verwerven, wat men juist om zijne digniteit te handhaven, niet met de hand op te houden, moest willen aftroonen. Ik voor mij heb daar ten minste zoo over gedacht, en naar dat beginsel gehandeld."
»Met die uitkomst dat gij, volgens de traditiën uwer voorzaten, naar den een of anderen post hebt gestaan?" vroeg van Zwenken wat verdrietelijk.
»Tot hiertoe niet."
»Maar daar valt mij iets in op dit oogenblik is er een van Zonshoven minister van buitenlandsche zaken," hervatte de generaal; »dat moet, indien ik mij niet bedrieg, een vermogend man zijn; in welken graad zijt ge met hem verwant?"
»Hij is mijn oom."
»Welnu, dat is zoo kwaad niet; met een post bij het een of ander gezantschap derogeert men niet, en bij wat talent en goede relaties komt men dan licht verder."
»Dat stem ik u toe, en ik beken u dat ik er in zekere zwakke momenten wel eens over gedacht heb; maar die oom is juist de man, die, om maar eene zaak te noemen, door zijn huwelijk met een meisje dat noch geest, noch hart, noch beschaving had: de koffiekleurige dochter van een schatrijken Oosterling, zich de millioenen van den nabob heeft toegeëgend, zonder de arme vrouw iets meer te geven dan zijne hand en zijn naam."
»Dat is inderdaad eene jammerlijke mésalliance; maar waaruit volgt voor u, dat gij een oom hebt die schatrijk is en kinderloos?" eindigde hij vragenderwijze.
»Zeker, en nu al op leeftijd; maar met wien ik gebrouilleerd ben en zal blijven zoolang ik het eene laagheid zal achten, om kniebuigingen te maken voor hem ter verzoening."
De generaal schudde het hoofd. »Nog altijd wat bloed van de Roselaers."
»Neen! de van Zonshovens waren nooit haatdragend, maar fier, en ziet gij, generaal! al heb ik in de wieg niet met tientjes kunnen spelen, ik heb geleerd dat er betere trots is dan adeltrots; ik heb geleerd dat men geen Cresus behoeft te zijn om zijne onafhankelijkheid te bewaren, die ik had moeten opgeven als ik mij in de armen geworpen had van dien oom, maar die ik nu heb behouden door eigen werkzaamheid, door sober te zijn en met overleg te handelen, door mij geene behoeften te scheppen