Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/105

Deze pagina is proefgelezen

dan die ik met mijn matig inkomen wist te voldoen. Zoo ben ik nu vrij man gebleven tot hiertoe, en, om u mijne volle meening te zeggen, dat is mij meer waard dan mijn adeldom."

»Bravo! Bravissimo!"Het was de diepe volle altstem van Francis, die zich achter mij hooren liet, en de handen, die mij zoo dapper hadden toegejuicht, legden zich nu vertrouwelijk op mijne schouders. Door de half geopende porte-brisée, die het groote salon van de ruime eetzaal scheidde, onopgemerkt binnengekomen, daar wij met den rug naar die deur toegewend zaten, was zij stil blijven staan om ons gesprek niet te storen, maar toen zij hoorde wat hare instemming vond had zij, die zoo geheel de premier mouvement was, zich niet kunnen onthouden.

»Gij ziet het, jonker!" sprak de generaal, wat verdrietelijk, met gefronste wenkbrauw, »met zóó te spreken hebt gij mijne kleindochter in haar zwak getast. Zij droomt van onafhankelijkheid; het is hare illusie niets of niemand noodig te hebben."

»Niet mijne illusie, grootpapa; Mijn beginsel is het: liever vrij en arm te zijn om mij zelf te blijven; liever ontberingen te lijden en offers te brengen, dan laagheden te doen om behoeften en begeerten in te willigen die men mannelijk behoort te overwinnen. Ik zeg mannelijk, Leopold! al is hier kwestie van mij zelve, want wat vastheid van wil en kloekheid van daad betreft, op punten als deze — daar behoort eene vrouwvoor geen man te wijken, ja, ik houd mij verzekerd, dat wij daarin de meesten uwer vóór zijn."

Von Zwenken beet zich op de lippen, sloot de oogen en dook neer in zijn armstoel of hij een knodsslag ontvangen had, maar verslagen achtte hij zich toch niet, want na eenige oogenblikken hief hij zich weer op en sprak tot Francis: »Ik geef het u toe dat gij het mij afwint in kracht om ontberingen te dragen; maar gij zoudt toch niet kwalijk doen, u van tijd tot tijd toe te leggen op eenige zelfbeheersching. Op mijn leeftijd valt het hard, onder iederen vorm zekere beschuldigingen te moeten hooren, als men toch al zooveel geleden heeft en zulke harde slagen van het noodlot had door te staan. Zeker had het hier anders kunnen en moeten zijn, maar ik… ik zie helaas; geen kans meer op redres. Ik ben niets meer dan een gebogen grijsaard, onmachtig zich op te heffen uit het stof der vernedering, waarin wij zijn weggezonken; ik kan nu eenmaal niet anders leven, al weet ik dat gij u om mijnentwille getroost, wat gij niet behoordet te dragen."