Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/108

Deze pagina is proefgelezen

»Ik weet wel dat ik u weer storen kom, freule! maar het is, geloof ik, nog beter ik dan Frits. Ik ontmoette aan de brug den koetsier van den Jonker, die vragen komt, wanneer hij vóór moet zijn?"

Ik aarzelde met mijn antwoord, in ’t ongewisse of mijn wensch om zoolang mogelijk te vertoeven niet in strijd zou zijn met de inrichting van het huis, toen ik den kapitein halfluid tot Francis hoorde zeggen:

»Ik heb al eens naar de kalkoenen omgezien; daar is er wel één klaar voor de keuken, maar… niet voor vandaag, daar moet gij op rekenen, ’t is jammer voor le cher cousin, maar…"

»Le cher cousin, als gij mij daarmee bedoelt," viel ik in, dit punt van overleg aangrijpende, »zou niets liever wenschen dan den dag hier te mogen doorbrengen; alleen, hij maakt niet de minste aanspraak op een fijn diner:

»Wel! het spreekt vanzelf dat gij blijft eten, neef Leopold, a la fortune du pot," sprak de generaal, na Francis te hebben aangezien, die nog altijd scheen te aarzelen eer zij instemde met de uitnoodiging.

»Het kan niet anders!" sprak zij eindelijk besloten, »wie komt er voor een paar uur naar de Werve; daarbij, wij hebben nog zoo weinig aan elkaar gehad, maar eigenlijk moest het niet zijn, wij behoorden niemand aan onze tafel te nooden…"

»De vraag is maar of gij mij den geheelen dag hier houden wilt, Francis," viel ik in, onderstellende dat zij over een schraal menu tobde. »Het overige beteekent niets, ik kan het desnoods met een koud maal doen…"

»Nu ja! ik ken dat, gij zijt gerust dat men u niet bij het woord zal vatten."

»Heusch Francis, ik…"

»Als gij het meent zijt gij een phenomeen," riep zij lachend, »maar genoeg, het blijft er bij. Kapitein wilt gij het eens goed overleggen met den koetsier, want het zal noodig zijn dat de jonker niet te laat door het bosch rijdt."

»Waarom toch, er zijn hier geen roovers, denk ik? Of vreest ge mogelijk dat ik den wilden jager in werkelijkheid zal zien verschijnen?

»Neen, dat wel niet, maar er zijn doolwegen en…"

»Als gij mij voor zoo bête houdt, rijd ik niet weg vóór midden in den nacht…"