Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/132

Deze pagina is proefgelezen

»Ondanks mijn respect voor Portia en mijne bewondering voor Shakespeare, moet ik u toch doen opmerken, dat ik niet heb gestudeerd, hoewel ik overtuigd ben dat mijn gebrek aan doorzicht in dezen daarmee niet in verband staat,"

»Niet gestudeerd! ’t is waar ook, hoe komt dat? gij zoudt mij dat verteld hebben?"

»Dat zal ik u vertellen, Francis; maar laten wij eerst van u zelve spreken; hoe kortzichtig gij ook meent dat ik ben, toch heb ik doorzien, dat gij niet gelukkig zijt, en dat grieft mij; schenk mij uw vertrouwen; mogelijk vinden wij samen het middel om uit den weg te ruimen, wat u tegen is…"

»Met de lamp van Aladin in de hand, en het Sésame ouvre-toi!" als parool, niet waar?" sprak zij met een minachtenden lach, waarin bitterheid school. »Neen, beste Leo, onderneem dat maar niet, gij zoudt menschen en toestanden beiden moeten veranderen, en nòg! Neen, vertel mij liever van u zelven; dat zal mij afleiding geven, en die heb ik allereerst noodig. Eilieve! zie ginds die heeren der schepping, mijn dagelijksch gezelschap, mijne eenige omgeving," ging zij voort, even den blik naar de eetzaal wendende; »zij zijn op het hoogtepunt van hun levensgenot gekomen, de generaal is met de sigaar in den mond in slaap ge vallen, en de kapitein heeft genoeg van zijn cognac; hij stopt zijne groote duitsche pijp en waggelt naar de billardkamer om in zijn eentje te smoken! Zij komen niet weer bij vóór de thee; wij hebben een goed rustig uurtje voor ons. Kom aan, biecht eens op," ging zij voort, nu tot mij op een gansch anderen toon dan die van laatdunkende bitterheid, waarmee zij over »die heeren der schepping" gesproken had, »en zeg mij waarom gij geen advocaat zijt geworden?" Zij vestigde al sprekend hare groote blauwe oogen op mij, met eene mengeling van belang stelling en wantrouwen, of ze mij verdacht een gesjeesde student te zijn.

»Eenvoudig omdat mijn goede vader al te vroeg gestorven is…"

»Een goede vader sterft altijd te vroeg voor iedereen," hernam zij met een licht schouderophalen; »zelfs een slechte, die zich niet om zijn kind bekommert, is nog een verlies; de uwe liet dus niets na?"

»Dan eene weduwe die gewoon was van een vrij goed tracte-