Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/155

Deze pagina is proefgelezen

cis onder allerlei gedaanten de hoofdrol speelde, en vreemd, de slaap was mij overvallen terwijl ik mij in gissingen verdiepte over dit zonderlinge wezen, dat mij toch aantrok ondanks, neen, zelfs door hare gebreken, die mogelijk slechts de overdrijving waren van degelijke kwaliteiten.

Toen ik ontwaakte drong het daglicht in ongetemperde kracht tot mij door; want ik had een der blinden niet willen sluiten, om zoo vroeg mogelijk iets te genieten van het ongewone schouwspel dat mij hier wachtte: een Geldersch landschap, door eene lente-ochtendzon verlicht. Zonder er op te durven rekenen, hoopte ik zelfs de zon te zien opgaan, iets wat bij drukken, nachtelijken arbeid in den Haag niet precies tot mijne gewoonte behoort. Maar dit mislukte; want zij stond reeds hoog aan den hemel en schoot grillige lichttinten uit over het eerwaardige Smyrnasch tapijt, toen ik de oogen uitwreef om mij te bezinnen waar ik mij bevond. Toen alles mij weer helder voor den geest stond, maakte ik mij op om eens eene fiksche wandeling te doen in de buurt van het kasteel. Ik wist, dat men niet matineus was op de Werve; het ontbijt althans was op geen al te vroeg uur bepaald. De vraag was dus maar, hoe naar buiten te komen zonder den goeden Frits in zijne rust te bekorten; dan, mijne bezorgdheid bleek ijdel, want reeds zag ik hem in de vestibule bezig. En de groote dubbele deur, die op het perron uitkwam, stond wagenwijd open. Zwijgend bracht hij de hand aan de muts, toen ik voorbijkwam, en op mijne vraag hoe ik tot de boerderij moest komen, die ik uit mijn raam in de verte had zien liggen, wees hij mij lakoniek maar afdoend den weg dien ik te nemen had.

Ik genoot van de frissche, nog wel wat scherpe ochtendlucht, onder de hooge denneboomen, waarlangs mijn pad ging. Toch kon ik niet, zooals ik mij voorgesteld had, de schoone natuur geheel genieten; te veel bijgedachten drongen zich aan mij op. De pachthoeve die ik wilde bezoeken behoorde reeds aan mij, krachtens de beschikkingen van tante Sophie, sinds de generaal die had moeten verkoopen en Overberg gezorgd had er de kooper van te zijn; maar dezelfde bewoners waren er gebleven, voor welke niets was veranderd dan alleen dat zij de huurpenningen moesten brengen bij den procureur, en dat zij betere reparatie kregen dan onder het beheer van von Zwenkens ontrouwen rentmeester. Overberg had mij aangeraden er eens heen te gaan en met de goede