Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/174

Deze pagina is proefgelezen

»Ik ben altijd tot den dienst eener dame, als zij de privilegië harer sexe wil laten gelden. Waarom hebt gij mij niet laten roepen als gij mij iets te vragen hadt?"

»Ah! zoo!" riep zij op ietwat gerekten toon, »Dat humeur geldt dus mijn manque d éiquette; overzie dat: gij weet immers, ik ben zoo weinig »ene dame".

»Dat’s maar al te waar, Majoor!"

»Majoor!!" herhaalde zij met ergernis, en zette groote oogen op van verbazing. »Ik meende, Leo! dat die bijnaam u tegen was."

»Nu niet meer, sinds ik dat soldateske personage en action heb gezien. Alleen zou ik willen weten, welk soort van majoor gij eigenlijk voorsteld: tamboer-majoor? sergeant-majoor? Want de commandant van een bataillon behoort, zoo ik mij niet bedrieg. zekere mate van beschaving te bezitten, zekere vormen te eerbiedigen, zekere waardigheid in toon en manieren aan den dag te leggen, die hem terstond als een fatsoenlijk man doen kennen; en uit alles wat ik van u waarnam bij het tooneel van dezen morgen, moet ik gelooven dat gij aan geen dezer eischen weet te beantwoorden."

»Leo!" stamelde zij, doodsbleek en met trillende lippen, »Dit is eene bloedige beleediging! Bedoelt gij dit?"

Het verwonderde mij, dat zij niet in woede opstoof en op mij lostrok. Ik had eigenlijk op een forschen aanval gerekend! het tegendeel vond plaats, Zij bleef stokstijf zitten, als aan haar stoel genageld.

»Ik bedoelde alleenlijk de onbehagelijke figuur te treffen, die gij goedvindt voor te stellen; wil freule Mordaunt zich indentifieeren met die persoonlijkheid, en het daarvoor opnemen, mij wel; ik ben geen geoefend duellist, maar ik kan toch een fleuret hanteeren; mij dacht, dat ware wel de beste manier u de zoo genaamde revanche te geven, tenzij gij schieten wilt; gelukkig heb ik pistolen; wij gebruiken los kruit, niet waar? dat’s afgesproken; gij begrijpt toch wel dat men het met een majoor van uwe soort niet in vollen ernst kan opnemen,"

Ik kreeg geen antwoord, en dat ontrustte mij; boos worden en mij ferm riposteeren, had ik van haar gewacht; maar dat zwijgend blijven zitten met strakken blik en doodsbleek, als versteend en verstomd van smartelijke verbazing, stond mij niet aan; de