Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/177

Deze pagina is proefgelezen

in ’t goede; want ik mag niet erger van mij zelve spreken dan de waarheid is; ik heb ook wel goeds, ik heb dit goeds dat ik niet valsch ben, en toch is er zooveel tegenstrijdigs in mij, dat ik er zelve over verbaasd sta. Zie, Leo! ik heb nooit voor het gulden kalf van het decorum willen knielen (zij sloeg met de vuist op de tafel ter bekrachtiging van hare bewering), maar toch… als de lust mij beving, zou ik mij nog heel wel met uwe Haagsche dames kunnen meten, als het op kennis en ontwikkeling aankwam…"

»Daarvan ben ik overtuigd, Francis, en daarom…"

»Maar vernis en blanketsel zou ik mij nooit laten opleggen," viel zij in; »evenmin zal ik aannemen, dat juist daarin de ware beschaving bestaat . »Dat ben ik. geheel met u eens."

»En ik wist mij toch wel als freule Mordaunt te doen erkennen, toen ik nog in de wereld ging, en zoo mij dat nu weer inviel, zou men mij niet moeten, verwijten, dat het maar eene vertooning was; want ik haat alle aanstelling als de pest; het zou dan alleen zijn: toegeven aan iets onweerstandelijks binnen in mij; zooals ik mij daareven aangedreven voelde door iets dat sterker was dan ik: om eens ferm den Majoor Frans te spelen in uwe tegenwoordigheid."

»Maar hoe kan freule Mordaunt het dan zoo hoog opnemen, als men haar bij het woord vat, laat ik liever zeggen, als men invalt in den toon, dien zij zelve heeft aangegeven?"

»Dat treft mij niet van anderen, maar van u, en juist op dit oogenblik;— want ik kwam om bij u heul en troost te zoeken; van u, ik wil ’t wel bekennen, trof het mij als een bliksemstraal uit de heldere lucht."

»Zoo oprechte bekentenis verdient volle absolutie," sprak ik opgeruimd; »geef mij de hand ter verzoening."

»Neen, Jonker! neen! daar zijn wij nog niet," hernam zij fier. »Ik moet eerst weten wat ik aan u heb. Hoe het komt weet ik niet, maar ik heb er behoefte aan, niet door u te worden miskend. Als gij laag op mij neerziet, omdat ik niet ben als de anderen, zeg het dan maar in eens uit, dan weet ik waar ik op rekenen kan; maar, als ik bij u kom aankloppen, in het volle vertrouwen dat ik mijn hart eens kan uitstorten aan een vriend, teruggestooten te worden om… een gebrek in de vormen, dan voel ik mij bitter teleurgesteld, en dan vraag ik mij zelve af: heb