Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/199

Deze pagina is proefgelezen

al had grootpapa mij gewaarschuwd, dat ik mijne tanden zou bederven, en nu werd op eens besloten dat ik onder de jonge meisjes moest, om een goeden toon te krijgen!— Ik dankte dezen plotselingen omkeer aan het bezoek van mijns vaders zuster, aunt Ellinor, eene dame die met een bejaarden graaf was getrouwd en nu met hem het »continent" bezocht. Mylord had voor het badseizoen een appartement te Scheveningen gehuurd en had geen lust the Dutch provinces dieper in te gaan. Mylady echter wilde haar broeder weerzien. Zij overviel sir John zonder waarschuwen, dat bleek uit alles. Zij bleef twee dagen bij ons logeeren met hare kamenier; maar hare eerste ontmoeting met mijn vader, waarbij ik tegenwoordig was, deed mij op eens een licht opgaan over \’t geen mij tot dusver onverklaarbaar was gebleven.

»En Francis moet nu al een flinke jongen zijn; wat zult gij van hem maken?" hoorde ik haar zeggen.

»Van Francis is niets te maken, want zij is maar een meisje, " antwoordde mijn vader knorrig en verlegen. »Het oudste kind, een zoon, is gestorven. Ik heb niets dan dit."

»John, John!" riep de lady verwijtend, »en de heele familie verkeert in het denkbeeld dat gij een zoon hebt, en gij hebt niets gedaan om ons uit de dwaling te helpen, en de oude baronet, die u jaarlijks de toelage uitkeert voor zijn erfgenaam, rekent er op dat deze eenmaal naar Engeland zal overkomen om hem te worden voorgesteld. Waar moet dat heen! Is dat gentlemanlike?"

Papa lispelde zoo wat van »absolute necessity" en scheen een beroep te doen op hare medewerking.

De fiere lady barstte los in verontwaardiging.

»Meent gij, dat ik bij .deze misleiding uwe handlangster zal zijn?" Sir John, die mij nu eerst opmerkte, daar ik in eene vensterbank zat, half verscholen tusschen de zware gordijnen, liet eene krachtige verwensching hooren, die mij gold en die niets bewees dan zijne teleurstelling over het mislukt ontwerp. Hij beval mij, onverwijld de kamer te verlaten, daar hij met lady Ellinor had te spreken. Maar ik was veel te weinig aan volgzaamheid gewoon om zoo onverwijld te gehoorzamen. Ik liep schielijk op Lady Ellinor toe om haar te zeggen dat ik Francis was, en nam mij voor haar te vragen, waarom zij het eene misleiding noemde dat ik maar een meisje was. Doch er lag iets in den blik dien sir John op mij wierp, die mij schrik aanjoeg, iets dreigends, met angst en