Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/24

Deze pagina is proefgelezen

de fortuin toelacht. Mij is het aanbod gedaan door den nieuwbenoemden Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië om hem als particulier secretaris te vergezellen. Behalve het aanzienlijk jaargeld dat hij mij biedt en de uitnemende gelegenheid om op de meest comfortable wijze den overtocht naar Java te doen, dat ik altijd verlangd heb te leeren kennen, zijn de vooruitzichten, die dáár voor mijne toekomst geopend worden, zoo verlokkend, dat ik aan de verzoeking geen weerstand heb kunnen bieden, en veel liever dan in mijne provinciestad te blijven wachten op schrale processen, of naar de eene of andere rechterlijke betrekking, — mij voor een jaar of wat expatrieer, om eenmaal terug te keeren in al de wichtigheid van een Oosterschen nabob," eindigde hij mei eene poging tot scherts, die blijkbaar niet van harte ging, want geen vroolijke glimlach verhelderde zijn gelaat bij die schoone voorstelling.

»Ik kan u geen ongelijk geven," hernam Leopold, die ook zijn best deed om zich goed te houden, schoon het hem even slecht gelukte, want zijn verbleeken reeds verried hem, »maar toch, het spijt mij; ik kan u niet zeggen hoe het mij ook spijt, dat gij heengaat, juist nu ik in de gelegenheid zou zijn, uw leven als het mijne te veraangenamen. Denk toch eens, Willem! Ik krijg bosschen en heidegronden in mijn bezit, en gij, die zooveel van jagen houdt…"

»Ik zal nu maar wachten tot ik de groote tijgerjachten op Insulinde bijwoon…"

»En hebt ge waarlijk nog maar zóó weinig tijd voor u, eer we voor goed afscheid nemen?" viel Leopold in, met eene zachte stem, waaruit zijne voldoening sprak.

»Wat zal ik je zeggen! Zijne Excellentie heeft besloten met den eersten mail te gaan, die half April vertrekt. Wij moeten dus zorgen tijdig te Marseille te zijn, en met alles wat er nog te schikken en te regelen valt, ziet gij wel dat er niet veel tijd voor vriendschapsdiensten meer overblijft."

»Hoe komt die Gouverneur-Generaal er toch toe, om juist u voor dat baantje uittekippen?" vroeg Leopold verdrietelijk.

»Dat is licht te verklaren. Hij is wat aan mijne familie geparenteerd, daarbij uit onze provincie herkomstig. Hij kende mij reeds vóór hij in de Kamer optrad; hij had mij sinds lang zijn invloed toegezegd als er sprake was van mijne bevordering, en