Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/248

Deze pagina is proefgelezen

ik… ben ook geparenteerd aan haar grootvader," eindigde hij, na eenige aarzeling; »en nu gij dit weet, zult gij zeker niet langer twijfelen of Francis zal mij willen te woord staan; misschien kan het geen kwaad als gij haar vooruit verzekert, dat ik geen geld noodig heb, Integendeel, ik kom wat brengen… zie maar!" en hij haalde eene portefeuille te voorschijn, die hij openmaakte om een aantal fijne, groenachtig, gekleurde papiertjes te laten zien… Vertel haar dat, het zal haar zeker eenigszins geruststellen, en u denkelijk ook, die mij nog altijd zoo wat half en half voor een, hihgwayman aanziet."

»Ik zie u aan voor een zonderling, die er pleizier in vindt de lieden te mystificeeren."

»ls Francis hier komt, zult gij wel hooren wat er van is."

Ik kon niet langer weifelen; maar toen ik hem verliet, nam ik de voorzorg mijne kamer van buiten af te sluiten, uit vrees dat hij mij volgen en Francis overvallen zou eer zij gewaarschuwd was. Ik wist, dat haar appartement gelegen was in den tegenovergestelden vleugel van ’t kasteel, den eenige die nog in redelijken, bewoonbaren staat was, waar ook de generaal en Rolf hunne. kamers hadden. Ik vermoedde dat ik haar vinden zoude in haar boudoir, waarvan zij mij eens had verteld, doch waar ik mij nog niet verstout had den voet te zetten. Ik waagde het er op, tikte en noemde mijn naam. Ik werd verrast door een opgeruimd: »Kom maar binnen, Leo!" Zij had er mogelijk op gerekend, dat ik haal voor hare attentie zou komen bedanken. Hoe jammer dat ik nu, tot haar kwam met eene onaangename tijding, die mij de gelegenheid benam om voor mij zelven te spreken.

»Het spijt mij dat ik u stoor," begon ik, ziende dat zij een, cahier ter zijde schoof.

»Volstrekt niet; ik bladerde maar zoo wat in een oud dagboek, waarin ik sinds lang niets had op te teekenen. Hier op de Werve valt zoo zelden iets bijzonders voor ."

»Nu toch valt er iets voor, Francis, dat al heel ongewoon is," bracht ik uit op een toon die mijne bezorgdheid verried.

»Wat dan? Gij ziet er ontdaan uit, Leo!" riep zij, naar mij toekomende. »Er is toch geen ongeluk gebeurd?"

»Neen; hoewel het bezoek dat er voor u gekomen is, u mogelijk niet heel welkom zal zijn."

»Een bezoek op dit uur? Wie kan er zijn?"