Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/25

Deze pagina is proefgelezen

nu hij zoo’n hooge betrekking kreeg, was het juist niet vreemd, dat hij aan mij dacht. Hij kon niet weten, dat ik voor mijn Leopold zóó onmisbaar zou zijn."

»Sla den nagel maar niet dieper in, Willem! Ik voel wel, dat ik mij den schijn geef van een grof egoisme; maar geloof mij, uw besluit om ’t vaderland te verlaten treft mij niet het meest om mijns zelfs wil, al wordt ik daardoor verstoken van uw vriendenraad en hulp; maar bij de voorstellingen, die ik mij maakte van de toekomst, bij de plannen, die ik bouwde op mijne toekomende fortuin, waart gij zoozeer mede begrepen, dat ik mij niet zoo op eens gewennen kan aan het denkbeeld, dat gij u nu juist voor goed van mij gaat losmaken, om ’t geluk te gaan zoeken in den vreemde, dat ik als ’t ware in de hand had u te bieden. Gij verlangt te reizen… Wij hadden het Immers samen kunnen doen?"

»En uwe vrouw!"

»Mijne eerste conditie zou geweest zijn, dat zij zich aan mijn vriend had te gewennen."

»\’t Is nog beter, dat gij zulke conditie niet behoeft te stellen. Mogelijk zijn er bezwaren genoeg te overwinnen zonder dat. En begrijpt gij dan niet, gij, die liever in bekrompenheid hebt willen leven dan uwe onafhankelijkheid prijs te geven, dat ik op mijne beurt ook eene onafhankelijke positie verkies boven de meest welgemeende aanbiedingen van een vriend? Hoe zou het mij zijn, zoo ik op uwe fortuin zou gaan teren?"

»Eene onafhankelijke positie! de dienstman te wezen van een satraap!"

»Satraap zooveel gij wilt, hoewel mijn chef nog niets gedaan heeft om hem in die categorie te rangschikken. Maar om alleen op mij zelven te komen. Ik zal niet altijd in die ondergeschikte positie blijven. Mijn beschermer, die een man van zijn woord is, zal mij spoedig genoeg voorthelpen, als hij mijne geschiktheid heeft beproefd, en dan… het is nog niet gezegd, Leo! wie van ons beiden den zwaarsten kamp zal moeten voeren, om de fortuin te veroveren…"

»Wel zeker! Naar de Oost trekken, maken dat men er gauw rijk wordt, en dan naar Holland weerkeeren om in den Haag eene villa in ’t Willemspark of een Geldersch landgoed te gaan bewonen, dat is in een ommezientje geklaard; maar ik kan juist