Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/258

Deze pagina is proefgelezen

»Ik zal voor u zorgen."

»En als Frits komt klaarzetten, zal ik mij achter het ledikant verschuilen," zei Rudolf.

»Het is niet noodig; het is veel eenvoudiger dat ik u zelf kom bedienen," antwoordde Francis, terwijl zij het vertrek ver liet.

»Br! geen katje om zonder handschoenen aan te tasten, onze majoor!" riep Rudolf uit, zoodra hij hare voetstappen niet meer hoorde. »t Is me waarachtig, of ik in ’t schimmenrijk ben aan geland en voor de vierschaar van Minos sta, als zij mij met haar koelen, doorborenden blik aankijkt. Maar toch een goed en trouw hart; op mijn woord van eer, een hart uit duizende"

»Ik had van dat goede hart wel wat minder strafheid gewenscht jegens een bloedverwant die in ’t ongeluk is," liet ik mij ontvallen.

»Wat zal ik u zeggen; zij kent mij eigenlijk niet dan uit de mededeelingen van mijn vader, bijgevolg van de ongunstigste zijde; den enkelen keer waarin het toeval, laat ik liever zeg gen mijn ongeluk en mijne schuld, haar met mij in aanraking bracht, was het altijd onder omstandigheden die volstrekt niet geschikt waren om haar gunstig voor mij te stemmen. Het kostte haar moeite, zorg en geld. Ja! ik vrees zelfs dat ik hare reputatie schade heb gedaan zonder het te willen. Destijds was zij nog diep begaan met mijne rampspoeden en overwoog zij, in hare zucht om mij te hulp te komen, evenmin het qu’en dira ton ik, die onbedacht genoeg was om dat niet te berekenen. Zeker, ik had niet te Z. moeten komen, zonder te we ten hoe ik ontvangen zou worden; maar toen ik er eens was. bleek het dat ik mij verschuilen moest in een armzalig herbergje om niet zelfs onder mijne vermomming herkend te worden. In mijns vaders huis durfde ik niet weer binnendringen, nadat deze zelf mij door zijn adjudant als een onbekenden landlooper aan de deur had laten afwijzen. Toch wilde ik Francis nog zien en spreken, en ik had haar een belangrijken dienst te vragen. Zoo. gaf zij mij rendez-vous op zekere afgelegene wandelplaats, waar in den regel geen sterveling den voet zet dan op zon- en feestdagen; maar zooals het altijd gaat, ditmaal werden wij er betrapt en bespied, door den een of anderen leeglooper die er zijn fort van maakte nieuwtjes te verzamelen; en schoon ons onderhoud