Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/267

Deze pagina is proefgelezen

hebben, omdat er bij protest, bij verklaring van valschheid, een ergerlijk proces uit gevolgd zou zijn, dat u niet had kunnen treffen, omdat gij toen reeds lang aan de andere zijde van den Oceaan waart, maar dat uw vader gedwongen zou hebben reeds toen zijn ontslag te nemen uit den dienst, daar zijn naam, zijn eer er bij in ’t spel was!"

»Maar Francis, gebruik toch uw verstand! Al wilt gij het ergste van mij gelooven, overweeg of dit misdrijf door mij gepleegd kan zijn. Ik ben een zwak mensch, een jammerlijke panier percé ik erken het, maar ik ben toch geen monster; en een monster zou ik moeten zijn om zoo iets tegen mijn vader te doen. En dat zou ik gedaan hebben juist in den onrustigen tijd van mijn kortstondig en gejaagd verblijf te Z—? Juist in dien tijd, dat gij bezig waart het uiterste voor mij te doen om mij op fatsoenlijke wijze voor eene nieuwe onderneming naar Amerika uit te rusten. Juist in dien tijd toen ik tot op het laatste toe hoopte, verzoend van mijn vader te scheiden?"

»Juist daarom acht ik uwe handelwijs nog te meer misdadig."

»Maar zij houdt het nog vol! Maar het is om razend te worden! Wat zegt gij er van, jonker Leopold?"

»Het feit moet bestaan, anders zou freule Mordaunt er niet zoo vast aan gelooven…"

»Mijn hemel, Leo! daar heb ik wel mijne redenen voor; toen die akelige papieren ons aangrimden, was ik maar pas meerderjarig geworden, en daar grootvader mij bekende dat hij niets had te missen om ze te voldoen, heb ik er het grootste deel van mijn toch al niet schitterend vermogen voor opgeofferd! Mij dunkt, j’ ai payé pour savoir! Ongelukkig heeft grootpapa de voldane wissels in zijne bewaring gehouden; ik kan ze dus Rudolf niet laten zien om hem te overtuigen."

»Maar als ik ze zag, zou ik u kunnen overtuigen. Ik ben voorwaar zoo’n vaardig scribent niet om eens anders hand te kunnen nadoen; en dan nog de hand van vader, zulk fijn, keurig, geregeld schrift! AI kon ik er millionnair mee worden, ik zou er geen kans toe zien."

»Ik geloof u," sprak ik, hem de hand drukkend.

»Dat doet mij goed;" en tranen sprongen den ongelukkige uit de oogen. Maar dat zij mij niet gelooft, zij, dat smart mij. Als er een schelmstuk gepleegd is, waarom moet ik het dan juist ge-