Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/269

Deze pagina is proefgelezen

geval het aangrijpt. Daarbij," voegde zij er bij met een melancholiek glimlachje, »gij zijt net als ik: gij hebt altijd van paarden gehouden."

»Wel wat te veel, want die liefhebberij heeft mij duizenden gekost. Maar dat is l’histoire ancienne! voor ’t oogenblik ben ik te paard geholpen en op den weg der fortuin. Dus, my dear, kunt gij gerust deze kleinigheid van mij aannemen op afrekening."

»Neen, Rudolf! dat doe ik zeker niet. Ik ken u veel te goed om niet te weten dat gij vandaag weggeeft wat gij overmorgen noodig kunt hebben. U met geld helpen kan ik niet meer; maar wat ik gegeven heb neem ik niet terug. Ons helpt dat toch niet, en uw beroep heeft zijne hachelijke zijde."

»Aan wien zegt gij het! Van ’t paard vallen en den nek breken is nog het ergste niet; maar zooals ’t gisteren nog gebeurde, dat er een een schop van een paard kreeg, een kreng van een hengst, die hem op de borst raakte, zoodat hij eene bloedspuwing kreeg daar hij voor zijn leven de rente van zal genieten. En de arme drommel heeft vrouwen kind."

»WeI!" zei Francis, »mij dunkt dan hebt gij al eene goede plaatsing voor dat geld."

»Hm ja! ’t idée is zoo kwaad niet; met master Brown deelen; poor soul! En dat nogal een clown, zoo tragisch eindigen."

»Nu zijn we het eens," zei Francis, tevreden dat zij hem van zijn inval had afgebracht. »Rust goed uit en laat mij nu gaan! morgen in de vroegte zien wij elkander nog."

»Hoe zoo?"

»Wel, om u uit te laten. ’t Is onnoodig dat gij weer langs het balkon naar beneden en over den tuinmuur klimt."

»Ah Bah! dat komt er niet op aan: Premier sujet de voltige, parbleu! Maar als gij mij absoluut uitlaten wilt, om zeker te zijn van mijne verwijdering, dan is het wat anders…"

»Ik heb gezegd, dat ik u nog ééns vertrouwen zou; ik neem mijn woord niet terug. Goedennacht! Leo, vergeet u souper niet geheel!"

Weg was zij; maar ik voelde geene behoefte haar raad op te volgen, en na het goede voorbeeld dat Rudolf op dit punt gegeven had, bleef er voor mij eigenlijk ook niet veel meer te doen. Toch noodigde hij mij een glas wijn met hem te drinken,