Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/279

Deze pagina is proefgelezen

wijzen om wat men noemt zijne fortuin te beproeven, al is het niet met de roulette."

»Gij hebt gelijk; ik vrees maar al te zeer, dat de generaal nog in ’t geheim verkeerde speculaties doet…"

»En is het dan zoo onmogelijk, dat hij, om aan geld te komen, opnieuw zijne toevlucht heeft genomen tot den bankier; zijne eer voor Francis willende redden, en toch in de noodzakelijkheid zijn de haar offers te vragen, de schuld maar op mij heeft geworpen, den afwezige, die zich niet kon verantwoorden, wiens rug heel breed, wiens naam reeds bevlekt was?"

»Zijn eigen zoon dus te belasteren…"

»Wel bezien was ik er de naaste toe; hij moest zich redden, en het kwam er voor mij niet op aan. Ik neem het hem zoo heel kwalijk niet! alleen zou ik er heel wat voor willen wagen om de zekerheid te hebben dat mijne gissing juist is; en toch, al had ik die, hoe dan nóg Francis de overtuiging te geven van mijne onschuld, zonder mijn vader te betichten, iets wat niet zijn mag?"

Ik beloofde hem dat ik daartoe het mijne zou doen; maar ik kon niet nalaten mijne verwondering uit te drukken, dat hij, na al de ondervinding die hij had opgedaan, nog lust gevoelde om naar het vaderland, naar de zijnen terug te keeren, waar hem niets dan vernedering en terugwijzing wachtte.

»Wat zal ik u zeggen, Jonker! het blijkt wel, dat gij niet weet wat ballingschap is, en hoe de trek naar het vaderland, het vaderlijk huis onweerstandelijk wordt, juist door de bezwaren die er zich tegen verzetten. Had ik, arme zwerver, in Amerika mijn geluk, mijn gezin gevonden, zooals ik eens had gehoopt, dan had ik er mij mogelijk een tweede Heimath van gemaakt, waarvoor ik de andere kon vergeten; maar, verwenschte Jonas die ik ben, eerst door allerlei tegenspoed veel te lang in Holland opgehouden, kwam ik pas in Engeland toen mijne reisgenooten reeds den tocht naar Amerika hadden aanvaard. Ik zocht en vond gelegenheid hen te volgen op een ander schip; maar wij leden schipbreuk, reeds met de kust van het beloofde land in ’t gezicht; de Zee nimf, las men later in de nieuwsberichten, was met man en muis vergaan. Dat was de waarheid, maar één ongelukkige schipbreukeling, die zwemmen kon en zijns ondanks als bij instinct van dat talent gebruik maakte, werd gered. Ik bereikte eene rotsachtige kust, werd door arme visschers ontdekt, die mij uitgeput en